De pubers van Saskia vinden het belachelijk dat ze hun huiswerk niet mogen maken met hun telefoon erbij. Want met hun vrienden online leren en opdrachten maken is veel gezelliger. Bovendien kunnen ze elkaar zo een beetje helpen. Dat klinkt allemaal heel leuk, maar hoeveel afleiding kun je bij het stampen van woordjes verdragen?
‘Jaaaaa maaaar’, zo beginnen de meeste discussies met mijn pubers als het over het gebruik van hun mobiele telefoon gaat. Dat gebruik vind ik standaard te veel, zij standaard te weinig. Dat er nogal wat discussies hier worden gevoerd, mag duidelijk zijn.
– ‘Ja maar, ik heb mijn telefoon echt nodig.’
– ‘Ja maar, ik moet bereikbaar zijn.’
– ‘Ja maar, ik kan geappt worden.’
– ‘Ja maar, ik moet iets opzoeken.’
– ‘Ja maar, iedereen is online.’
– ‘Ja maar, ik moet nu iets posten.’
– ‘Ja maar, huiswerk maken zonder telefoon gaat echt niet.’
Pubers zijn vastgekleefd aan hun telefoon
Nou ben ik echt de beroerdste niet. Als ze een hele middag ondersteboven op de bank tikkend op een scherm doorbrengen, dan vind ik dat irritant, maar laat ze hun gang gaan. Nog even voor het slapen gaan een snapchat de wereld inslingeren omdat ze anders ‘al hun dagen kwijt zijn’, (voor leken: met vrienden stuur je elke dag een snapchat zodat je dagen met elkaar opbouwt, wat alleen maar leuk is en geen enkel ander nut dient) geen probleem. Maar huiswerk maken terwijl dat ding naast hun ligt te piepen en trillen? Ik dacht het niet.
Ik zal ongetwijfeld met mijn eigen standaard meten. Als ik geconcentreerd moet werken zet ik mijn telefoon uit anders wordt het niks. Dus denk ik dat dat voor mijn pubers ook beter is. Franse woordjes of het nut van fotosynthese leer je toch het beste alleen, zonder telefoon en met 30 klasgenoten continu in verbinding staan. Een apparaat dat oplicht, piept, trilt leidt nu eenmaal af. Huiswerk maken met een mobiele telefoon ernaast, dat kan gewoon niet goed gaan.
Snel afgeleid
In het boek Socialbesitas vind ik mijn gelijk: Als je met een lastige taak bezig bent en je laat je één minuut afleiden door je telefoon, kost het daarna twee tot drie minuten voor je weer op hetzelfde niveau in je taak zit. Na één keer afleiden is de kans groter dat je je nog een keer laat afleiden. Ha! Zie dan maar eens vier hoofdstukken aardrijkskunde in je kop te stampen. Dus op het moment dat de boeken opengaan moet de telefoon ingeleverd worden. En dat is elke dag strijd. Want niet online zijn in de groepsapp tijdens het huiswerk-uurtje ben je al snel een social outcast. ‘Wil je dat ik gepest word?’ schampt mijn ene puber. ‘Je snapt dat ik nu buitengesloten word, hè’ chanteert de ander. ‘Ik heb geen leven’ brullen ze allebei.
Toch blijven hun telefoons beneden, en dan voltrekt zich steevast dit tafereel. Puber 1 komt naar beneden omdat er iets opgezocht moet worden dat alleen op de telefoon staat. Puber 2 komt naar beneden want een klasgenoot heeft aantekeningen geappt die nodig zijn. Puber 1 komt wederom naar beneden voor een foto van de tekst die op het bord stond en die hij nu nodig heeft. Puber 2 komt daar meteen weer achteraan omdat uitleg van een onmogelijk wiskunde som op You Tube wordt uitgelegd. Zie dan maar eens de regel: je krijgt je telefoon pas terug als alle hoofdstukken daadwerkelijk in je hoofd zitten vol te houden. Ik kan ze onmogelijk overhoren als de helft van hun huiswerk en uitleg op hun telefoon staat.
Onvoldoende of telefoon erbij?
Zie hier de impasse waarin we ons bevinden. Een oplossing is er nog niet. Al werken mijn slimme pubers handig aan hun tactiek. Samenzweerderig als ze op zulke momenten zijn, kwam het gesprek op onvoldoendes. Ze claimden heel sluw dat je aan sommige onvoldoendes gewoon echt niks kunt doen. Als je bepaalde dingen niet kunt leren omdat die toevallig op je telefoon staan, bijvoorbeeld. Of dat je geen proeftoets kon maken via je telefoon. Ze brachten het nonchalant, maar wisten ook dat ik nu die innerlijke strijd aan zou gaan: wat weegt voor mij zwaarder, een slecht cijfer of die telefoon als huiswerkbegeleider?