We snappen niet altijd wat onze pubers zeggen. Of nou ja, we horen natuurlijk wel wat ze zeggen, maar wat ze daar dan precies mee bedoelen moeten we vaak maar uitvogelen. Het zou dan ook fijn zijn als pubers gewoon standaard ondertiteld worden. Scheelt een hoop uitzoekerij en frustraties.
- Ze zeggen: ‘Ik doe het zo’.
Ze bedoelen: ‘Dat wat je me net vraagt doe ik over een uur, of twee, of over een dag, en anders volgende maand’. - Ze zeggen: ‘Ik ben moe, ik ga nu slapen’.
Ze bedoelen: ‘Ik loop wel naar boven, maar ga eerst nog douchen, 387 appjes versturen, 3 vriendinnen bellen en een vlog opnemen’. - Ze zeggen: ‘Ik heb geen huiswerk’.
Ze bedoelen: ‘Ik heb niet in mijn agenda gekeken. Ik heb geeneens een agenda. En in kan niet inloggen op Magister. Dus volgens mij hoef ik dan niks te doen’. - Ze zeggen: ‘Ik sta meteen op’.
Ze bedoelen: ‘Ik kom mijn bed uit als ik 46 keer op snooze heb gedrukt en zeker weet dat het warm genoeg in mijn kamer is om onder de dekens uit te komen’. - Ze zeggen: ‘Ik heb tijd zat’.
Ze bedoelen: ‘Ik heb nog 1 minuut en 3 seconden om me aan te kleden, spullen bij elkaar te zoeken, te ontbijten en naar school te gaan.’ - Ze zeggen: ‘Ik zet mijn bord wel in de vaatwasser’.
Ze bedoelen: ‘Ik laat het bord 6 dagen op het aanrecht staan.’ - Ze zeggen: ‘Natuurlijk ruim ik mijn kamer goed op’.
Ze bedoelen: ‘Ik schuif alles onder het bed, want wat je niet ziet, is er ook niet, toch?’ - Ze zeggen: ‘Nee, hoor ik ben het niet vergeten’.
Ze bedoelen: ‘Dat werkstuk van 16 pagina’s kan ik ook nog morgenochtend maken, in de vijf minuten tussen opstaan en naar school gaan’. - Ze zeggen: ‘Ik heb de boeken op mijn lijst echt gelezen hoor’.
Ze bedoelen: ‘Ik heb een vlog gekeken over die boeken dus ik weet ongeveer wel waar het over gaat’. - Ze zeggen: ‘Ik ben het niet kwijt’.
Ze bedoelen: ‘Mijn sleutels? Die heb ik al weken niet meer gezien’. - Ze zeggen: ‘Ik heb genoeg gegeten’.
Ze bedoelen: ‘Ik vind jouw macaroni niet lekker en smeer straks wel zes boterhammen met pindakaas’. - Ze zeggen: ‘Dit shirt is echt schoon’.
Ze bedoelen: ‘Dit shirt was schoon, eergisteren toen ik het aantrok.’ - Ze zeggen: Ik heb gedoucht’.
Ze bedoelen: ‘Ik heb de kraan aan- en uitgezet’. - Ze zeggen: ‘Ik ben om 6 uur thuis’.
Ze bedoelen: ‘Ik kom naar huis wanneer ik klaar ben en grote kans dat dat pas na 6 uur is’. - Ze zeggen: ‘Nah’.
Ze bedoelen: ‘Ik hou ook van jou’.