Het is feest op de burelen van de Cito-toets. Want de toets bestaat 50 jaar. Hoewel het lang dé bepalende toets voor het schooladvies voor het voortgezet onderwijs was, komen er steeds meer alternatieven bij. Tijd dus voor verandering.
De Cito-toets zal bij veel mensen een ongemakkelijk gevoel oproepen. Voor de meeste ouders die nu pubers hebben, was die toets doorslaggevend voor het schooladvies. En dat betekende dus zenuwen, slecht slapen, black outs en huilen als de uitslag bekend werd gemaakt. Voor onze pubers was het al iets anders, daar telde de Cito-toets (of een vergelijkbare toets) en het advies van de leerkracht al meer mee. En vanaf 2014-2015 is het advies van de leerkracht doorslaggevend.
Daar zijn veel ouders blij mee, want op die manier wordt er ook naar andere talenten van een kind gekeken. Toch zetten ook veel ouders vraagtekens bij deze manier van adviseren in schoolkeuze omdat de ‘macht’ van een docent wel heel groot wordt. Het advies zou volgens hen door meerdere mensen moeten worden vastgesteld en niet alleen door de leerkracht van groep 8.
Dat die toets ooit in het leven was geroepen, zo legt Marie-Anne Keizer, projectleider Centrale Eindtoets van het Cito in Arnhem bij Radio EenVandaag uit, kwam omdat het destijds vrij logisch was dat de zoon van de bakker ook bakker werd en niet naar de universiteit ging, ook al had hij daar de capaciteiten voor. Met deze toets kregen alle leerlingen gelijke kansen. Maar tegenwoordig kiezen steeds minder scholen voor de Centrale Eindtoets, zoals de Cito-toets tegenwoordig heet, maar gaan ze voor een, meestal digitaal, alternatief.
Vanaf volgend jaar wordt de Cito-toets anders: de toets wordt onder andere korter, dan nog maar bestaand uit twee dagdelen, en digitaal. Bij de digitale toets kunnen alle leerlingen op hun eigen niveau worden getoetst en dat scheelt tijd. Wat onveranderd blijft is dat het een momentopname is en kinderen voor dit soort ‘bepalende’ toetsen zenuwachtig zijn.