Monique (40, moeder van een dochter van 15 en een zoon van 13) had nog zo gezegd tegen haar dochter dat ze niet naar dat chillhangfeestje in het park mocht gaan. Dit gebeurde er daarna.
Half twee. Natuurlijk had ik geen oog dichtgedaan. Ik liep een beetje heen en weer door het huis. Keek af en toe de straat in. Ik had gezegd: om 12 uur thuis. Niet dat ik voor die tijd al slaap, maar nu zit ik echt op het vinkentouw. Geen appje en als ik haar bel wordt niet opgenomen.
Ik had nog zo gezegd dat haar dochter niet naar dat chillhangfeestje in het park mocht. Ze is te jong, het is te donker en ik ken die kinderen niet.
Ik hoor gestommel op de trap. Gemompel ook. Heeft ze nou iemand meegenomen? Ik laat ze maar even. Het duurt wel heel lang. De buren.
Ik trek de deur open en loop naar beneden. Ze zit halverwege de trap. Compleet verregend en onder de kots. “Je bent straalbezopen”, zeg ik. Wat heb je gedronken? Cooowah, komt eruit. Ik trek haar overeind en vervolgens strompelen we samen naar boven.
Hup, onder de douche jij, zeg ik. Lamenoueerstevenmeklerenuittrekke, zegt ze. Ik zet de warme kraan aan en duw haar met kleren en al aan onder de douche. “Doe effe chill mam, ik kan het zelf wel.” Achteraf gezien een praktische move, want dan konden die kleren meteen in de wasmachine.
Ik loop even terug naar het halletje. Ik ruik iets zuurs. Ze zal toch niet… O shit, toch wel. Ik woon op drie hoog in op een trappenhuis op de weg naar boven liggen er grotere en kleinere plakken kots. Ik vloek vanuit mijn tenen.
Ik ga terug naar de badkamer. “Vul meteen maar een emmer heet water.” Ze vraagt: “Hoezo moet ik dat doen?” Ik zeg: “Als je om half twee ‘s nachts de trap onderkotst, dan moet je het ook zelf schoonmaken.” Enigszins opgeknapt van de douche gaat ze aan de slag.
Ze maakt er nogal wat herrie bij. Morgen mag zelf die excuusbrief aan de buren schrijven. “Ik hoop dat je een enorme kater hebt”, bijt ik haar toe, voor ze naar bed gaat.
De dagen daarna (ja ze had huisarrest, natuurlijk), komt het verhaal stukjes bij beetjes naar boven. Ik vroeg naar de persoon met wie ze op de trap stond te praten. “O nee, dat was ik zelf.” Ik kijk haar meewarig aan. “Ik heb op de trap gezeten, om mezelf moed in te praten. Ik moest iets bedenken om tegen je te zeggen en dat heb ik geoefend. Ik durfde echt niet naar boven, mam. Ik wist hoe kwaad je zou worden.”