Pubers staan niet echt bekend om hun hoge hygiëne standaard en opruimtalenten. Toch doen ze een heleboel dingen (liever) niet omdat ze het ‘te vies’ vinden.
- Hun vieze bord in de vaatwasser zetten, waar meer vieze borden staan.
‘Zo meteen worden mijn handen óók vies.’ - Een mes waar pindakaas en boter aanzit omgekeerd in de bestekbak van diezelfde vaatwasser zetten.
‘Gatver, stel dat er pindakaas op mijn handen komt.‘ - Hun kleren zelf wassen
‘Ja, dàg, dan moet ik mijn vieze kleren aanraken en ze zelf in de wasmachine stoppen? Ieuwww.’ - Naar de wc gaan als hun broer net is geweest.
‘In zijn lucht? Nooit!’ - De tafel afvegen na het avondeten.
‘Waar moet ik dan al die etensresten laten? In mijn hand? Dacht het niet.’ - Water drinken uit de kraan op school.
‘Wel eens geproefd? Het smaakt naar aarde. Yuk.’ - Iets drinken uit een pak of fles die al open is.
‘Dat doe je toch niet? Wie weet wie daar allemaal uit heeft gedronken, ik pak wel een nieuw pak.’ - De gootsteen schoonmaken na de lunch.
‘Er liggen allemaal kruimels, en stukjes kaas, en hagelslag, dat haal ik er echt niet uit.’ - Het doucheputje schoonmaken nadat ze hebben gedoucht.
‘Doe het lekker zelf. Bovendien zijn die haren helemaal niet van mij.’ - Hun vieze onderbroek van de grond rapen.
‘Met mijn handen? Echt niet!’ - Onder de douche gaan na iemand anders.
‘Ik wil gewoon niet in iemands lucht staan.’ - De oplader uit de kamer van hun zusje pakken.
‘Weet je wel hoe ranzig het daar is?’ - Aan tafel naast jou zitten.
‘Weet je wel hoeveel lawaai je maakt als je eet?‘ - Uit hetzelfde glas drinken als hun vrienden.
‘OMG! Hóe vies dat is?’ - Op school naar de wc gaan.
‘Nooit. Van. Mijn. Leven.’