Ik keek er jaren naar uit, het moment dat mijn kinderen oud genoeg zouden zijn om het eten-gedoe achter zich te laten, jeweetwel: kleuters die niks lusten, zevenjarigen die met een trommel nog vol schoolbrood thuis komen, tienjarigen die alleen nog pasta lusten zonder dingetjes erin.
Ik had ingeschat dat begin puberteit alles zou veranderen wat dat eten, of juist het niet eten, betreft. En het veranderde. Ik ben er alleen nog niet uit of ik snap hoe, en of ik nu beter af ben. Ik leg dit uit aan de hand van een reconstructie langs vier uitspraken die ik deed tijdens (de aanloop naar) een recente avondmaaltijd.
‘Wat zullen we eten?’
Ik haalde laatst mijn dochters op bij hun moeder. Een ritje van twintig minuten op vrijdagmiddag. Ze vertelden over hun schoolweek en bij al die ‘en toen en toen’ verhalen over docent zussemezo en klasgenoot dinges droomde ik wat weg. Daardoor kon het gebeuren dat ik toen ze op de achterbank stil vielen de fout maakte die ik mezelf had voorgenomen nooit meer te maken. Ik vroeg ze wat ze wilden eten. De brugklasser legde enthousiast haar voorkeur op tafel: ‘Zullen we een keer geen pizzavrijdag doen, maar gezond eten?’ Die uit groep acht viel in: ‘Ja! Met gekookte aardappels.’
Ik was verbaasd over deze keuzes, en uitte die verbazing. Dat was mijn tweede fout. ‘Ja,’ zei de brugger, die mijn verbazing interpreteerde als steuntje in de rug. ‘Gekookte aardappels zijn vies, ik wil gebakken.’ Waarop de groepachter, die bij mijn weten gek was op gebakken aardappels, iets zei van ieuw dat is ranzig en ze moesten heel hard lachen om hun onenigheid. Ik vond dit winst en noteerde voldaan: mijn pubers hebben leren relativeren. De discussie ontspoorde gek genoeg alsnog toen ik als beloning voor hun ontspannen omgang met de voedselkwestie voorstelde om allebei te maken: ‘Dat doe je alleen maar voor haar,’ zei mijn oudste toen namelijk verbolgen. Een antwoord zo way out there dat ik daar drie stoplichten lang van moest bijkomen.
‘Jullie hebben altijd wel iets te zeuren over het eten’
Het kan zijn dat ik daarna een derde fout maakte. Het kan namelijk zijn dat ik koos om ‘het laatste woord’ te hebben in een discussie die eigenlijk niet eens een discussie was. Puberouder pro-tip: verlang nooit het laatste woord. Goed. Ook kan het zijn dat mijn laatste woord het volgende was. Leest en huivert: ‘Het valt me tegen dat jullie zelfs op jullie leeftijd altijd iets te zeuren hebben over het eten.’
Let daarbij vooral op het subtiele gebruik van het woord ‘altijd’, rode lap op een puberbrein. Het kan dan ook zijn dat mijn beide dochters toen stil vielen en als volleerd Kardashianen hun hand op hun borstkas legden, naar adem happend bij zoveel onrecht, ineens ook weer één front tegen hun vader. Ik zag ze in mijn achteruitkijkspiegel met open mond en ogen vol samenzweerderig onheil naar elkaar kijken en ingehouden lachen, hun meningsverschil alweer vergeten. Dat pubers moeilijk doen over eten, is immers pertinent niet waar, ook niet als het wel waar is.
‘Ik weet best wat jullie lekker vinden’
Omdat ik het allemaal ok niet meer snapte, koos ik alsnog voor de vrijdag-pizzadag-pizza. Dus ik naar de winkel, pizza salami voor de een, pizza mozzarella voor de ander. Een recept dat al jaren goed is voor blikken van glazige dankbaarheid. Maar voor pubers is wat altijd zo was niet per se vandaag ook nog zo. Of ik niet even had kunnen vrágen welke pizza ze wilden. De een vond mozzarella niet meer kunnen en de ander had echt ALTIJD pizza Hawaii, in ieder geval vorige week bij mama, dus, haha.
Ik probeerde nog een ‘En twee weken geleden dan, toen jullie nog zuchtten bij mijn vraag welke pizza jullie wilden, omdat het verboden was om naar de bekende weg te vragen?’ Volkomen terechte opmerking natuurlijk, vonden zij ook – verrassing – maar evengoed hilarisch. Die papa toch. Ze wisten het goed gemaakt: als ik beloofde dat ik het voortaan netjes zou vragen, konden ze nu voor deze ene keer deze pizza’s wel opeten. Zoet maar papa.
‘Laten we het gezellig houden’
Dus wij aan tafel. De een plukte wat aan de salami. De ander schoof de mozzarella heen en weer. De oudste gaf de jongste een duw, want ze had ‘ook recht op ruimte in dit huis’, de jongste zuchtte omstandig. Om verder gedoe voor te zijn waarschuwde ik ze dat ik geen zin had in gezeur: ‘Laten we het gezellig houden.’ Zij gieren van het lachen. Armen om elkaars schouders. Oh zusje, doe je ook gezellig. Hahaha. Waarna ze vol genot aanvielen op hun pizza’s. En ik zat daar tegenover. Vader van pubers te zijn. Met een groot vraagteken boven mijn hoofd.