De zoon van Ellen Dikker is sinds kort veranderd in een meelbal. Hij vindt alles zó grappig dat hij niet meer bijkomt. Soms valt hij zelfs van zijn stoel van het lachen. Voor de rest van het gezin een kwestie van doorbijten.
We hebben weer iets nieuws in huis. Soms, vooral in de ochtend en avond, verandert mijn zoon in een meelbal. Hij komt niet meer bij. Bescheurt zich om ongeveer alles. Vooral om zijn eigen uiterst flauwe grapjes. En het ergste is: hij komt er niet meer uit. Totaal onaanspreekbaar. Als je er iets van zegt giert hij het nog harder uit. Slap van de lach zwiept hij op z’n stoel tijdens ontbijt of diner. Op het hoogtepunt van zijn melige bui valt hij van zijn stoel af. Ligt hij hikkend op de grond.
Voor ons familieleden -vader, moeder, broertje- is het een kwestie van doorbijten. We proberen het te negeren. Lachen af en toe een beetje mee. Een kind moet toch ook plezier kunnen hebben, denk ik dan. Dat wil ik niet afstraffen. Totdat hij een grens bereikt. Want dat lijkt het doel. Hij gaat net zo lang door tot hij mijn irritatieplafond aantikt. Dan val ik plotseling uit: “En nou kappen! Het is ook een keer klaar jongen. Je moet weten wanneer het genoeg is geweest.”
Hij lacht zich gek.
“Echt kappen nu!”
Hij probeert z’n gehinnik in te houden. Dat proest hij het weer uit.
Ik krijg zin om een emmer koud water over hem heen te gooien. “Eventjes afkoelen”, zou mijn moeder vroeger gezegd hebben. Maar ik pak geen emmer. Ik beheers me. Zoals altijd. Wat dat betreft hadden onze ouders het een stuk makkelijker. Die mochten nog gewoon corrigerende tikken uitdelen. Wij moderne ouders zijn zenkunstenaars, geduldiger en vreedzamer dan een boeddhistische monnik. Na wat over en weer gekat (“Mam, ik kan er toch niks aan doen?” “Jawel, je kan stoppen.” “Mag ik ook al niet meer lachen?”, enz.) waait de bui meestal over.
Maar gisteren niet. Gisteren had hij twee vriendjes te logeren. Ik hoorde ze ‘s morgens in bed al slap ouwehoeren. Het geginnegap was zo flauw dat het kleine broertje van zes er bedenkelijk bij keek. Ik kreeg die grote gasten niet aangezwengeld. Opstaan, ontbijten, douchen, ze waren nergens voor te porren. Ik wilde ze die slaapkamer uitkrijgen. Dus verzon ik een list.
“Zullen we gaan bowlen?”
Nadat ze daar in hun ogen een hele geestige rap over hadden gemaakt (“We gaan bowlen, kom maar lekker blowen…”) kreeg ik ze zover een bowlingbaan te bellen.
“Hallo, is dit Bobs bowlingbaan?” Mijn zoon probeert serieus te klinken. Zijn vrienden vinden het dolkomisch.
“Ja, met wie spreek ik?”
“Met Ellen Dikker”, zegt mijn zoon, inmiddels ook weer blauwaanlopend van de lach.
“Ik kan je niet goed verstaan”, zegt het meisje van Bob.
“Ellen Dikker”, schreeuwt mijn zoon in de telefoon. “We willen bowlen. Kan dat?”
“Hoe laat willen jullie een baan huren?”
Mijn zoon heeft geen idee. “Half twaalf”, gokt hij.
“Dat is het al geweest, dus dat wordt lastig.” Ik ben verrast hoe aardig het meisje blijft.
“Tien over half één dan”, zoon en vrienden houden het nu bijna niet meer droog.
Het meisje moet een cursus hebben gedaan, want ze blijft vriendelijk en rustig. Ze loodst de jongens door het gesprek heen en slaagt erin een afspraak met ze te maken. Ik neem mijn petje af. Als die jongens een uurtje later eindelijk ergens met zware ballen aan het gooien zijn, haal ik opgelucht adem. Ik zet een kopje rustgevende thee en denk: ik wil ook een cursus.
Ellen Dikker is cabaretière, columniste en moeder van twee zonen van 6 en 12 jaar. En ze is voetbalmoeder- haar oudste zoon voetbalt bij Ajax. Momenteel toert ze met haar vijfde avondvullende soloprogramma Buitenspel door het land. Iedere week schrijft zij voor Tishiergeenhotel over alles wat er in haar (mannen)huishouden gebeurt dat ze samen met haar vriend bestiert.