‘Stuur ons alsjeblieft niet naar een weeshuis in Armenië’ vragen pubers Lili en Howick in een laatste noodoproep aan staatssecretaris Harbers, premier Rutten en de koning en koningin. Maar als die niet thuis geven vliegen ze zaterdag alsnog naar hun geboorteland.
Je moet onder een steen hebben geleefd als je de hele discussie rondom de Armeense pubers Lily en Howick hebt gemist. In mei 2008 kwamen de kinderen, toen 2 en 3 jaar, met hun moeder naar Nederland. Tien jaar later zijn ze meer Nederlands dan Armeens. Twee pubers die zo lang ze zich kunnen herinneren in Nederland wonen. Die Nederlands spreken, Nederlandse vriendjes en vriendinnetjes hebben, in Nederland naar school gaan, en een heel Nederlands leven hebben zoals onze kinderen.
Dat ze nu volop in het nieuws zijn komt omdat onlangs is besloten dat Lili en Howick terug naar Armenië moeten. Naar het land dat ze niet kennen en waarvan ze de taal niet spreken. In 2009 kreeg hun moeder al een afwijzing op haar asielaanvraag. Maar omdat ze niet terug wilde procedeerde ze door, tot vorig jaar. Toen moest zij terug. Omdat de kinderen ondergedoken zaten gingen die niet mee, maar nu moeten ze alsnog. Afgelopen 24 augustus besloot de Raad van State, de hoogste bestuursrechter, dat de twee kinderen ook kunnen worden uitgezet. Want, zo oordeelde de Raad, Lili en Howick hebben geen recht op een verblijfsvergunning omdat Armenië een veilig land is.
Afgelopen zaterdag schreef Youp van ‘t Hek in zijn column al dat het ongelooflijk is dat wij Nederlanders dit toestaan. En dat niemand van de 150 parlementariërs een creatieve oplossing voor deze twee onschuldige kinderen heeft. Niemand wil dat ze vertrekken en toch gebeurt het. Vandaag bemoeide ook het koninklijke huis zich ermee in de vorm van prinses Laurentien die vond dat ze weliswaar geen oordeel kan hebben en dat ook niet wil hebben over de situatie van de twee pubers, maar zich wel inleeft met wat er door hun hoofd gaat. ‘Kinderen willen stabiliteit, ze willen het gevoel hebben dat ze erbij horen’, zei de prinses Laurentien in de ochtendshow van Jeroen van Inkel.
Iedereen rolt over elkaar met een mening. Harbers zegt geen aanleiding te zien om zijn oordeel, uitzetten, te wijzigen. Kinderrechtenjurist Martine Goeman zegt in de Volkskrant dat de regering bang is dat anderen dan ook een kans gaan wagen. De ene kant zegt: maak een uitzondering, de andere kant vindt dat de kinderen gewoon terug moeten.
Ik vraag mijn pubers wat zij ervan vinden. Ze antwoorden meteen dat ze het niet meer dan normaal vinden dat deze twee kinderen hier mogen blijven. Ze zijn hier opgegroeid waarom zou je dan weg moeten, vinden ze. Hoewel ik het met hen eens ben probeer ik ze ook naar die andere kant te laten kijken, omdat het nu eenmaal goed is om je mening te vormen nadat je alle voors en tegens tegenover elkaar hebt gezet. Die andere kant is dat de wet voor iedereen gelijk is, en dat het soms lastig is om een uitzondering te maken. Maar, zeggen ze, bestaat het hele leven niet uit uitzonderingen? De Nederlandse taal alleen al hangt van uitzonderingen in elkaar dus tja.
Ze zijn ook niet zo onder de indruk over dat íedereen dan eindeloos zou kunnen gaan procederen om hier te blijven, gewoon omdat je niet weet of dat ook echt gaat gebeuren. ‘Jij zegt altijd dat je niet in de toekomst kunt kijken, mam, dus.’ Ze vinden overigens ook dat het niet eerlijk is dat deze kinderen nu min of meer worden gestraft voor de dingen die hun moeder heeft gedaan. Ze hadden geen keus om naar Nederland te komen, geen keus in de lange procedures die hier mogelijk zijn en nu hebben ze ook geen keus of ze hier mogen blijven. Ze snappen dat ouders verantwoordelijk zijn voor hun kinderen, maar moeten kinderen dan ook zomaar opdraaien voor dat wat hun ouders doen?
Het gesprek zet ons allemaal aan het denken, welke rol heb je als ouder? En als kind? Hoe moeilijk is het als je hier opgroeit en weg moet? Hoe bang moeten Lili en Howick wel niet zijn? Wat hangt hun oven hun hoofd als ze terug worden gestuurd? En wat als ze hier blijven? Is het niet beter als kinderen bij hun ouders zijn? Moeten gezinnen juist niet bij elkaar blijven? Wie weet nu eigenlijk echt wat het beste is voor deze pubers? Hun moeder? De Nederlandse overheid? De Raad van State? Premier Rutte?
‘Weet je wat eigenlijk raar is, mam’, besluiten mijn pubers dan, ‘We kunnen de stormvloed keren, we vinden biogas uit, kunnen een auto op zonlicht laten rijden, en zelfs een stom schoolrooster maken met al die leerlingen en klassen lukt ons, hoe kan het dan zijn dat er hier geen oplossing voor wordt gevonden? Zo moeilijk is dat toch niet?’ Ik zou willen dat ik die vraag voor hen kon beantwoorden.