Als ouder wil je niets liever dan je kind beschermen. En dat lukt aardig als ze klein zijn, simpelweg omdat ze zich in jouw kielzog bevinden, en dus dichtbij zijn. Maar pubers bevinden zich overal, behalve in jouw buurt. En dan wordt beschermen een lastige klus.
Afgelopen vrijdag werd in Amsterdam een jongen van 17 doodgeschoten. Een jongen die maar een paar maanden ouder was dan mijn zoon. Hij was niet betrokken bij een uit de hand gelopen puberruzie, of stond bij de politie bekend. Sterker nog: hij was geen eens het doelwit, maar op het verkeerde tijdstip op de verkeerde plek. Zo kan het dus gaan. Je wordt geboren, groeit op, loopt stage en wordt doodgeschoten door twee gekken die met getrokken pistolen het buurthuis binnenlopen waar jij nietsvermoedend aan het werk bent.
Als er iets is wat je als ouder wil is dat je kind beschermen. Het moment dat je dat pasgeboren hoopje mens tegen je aandrukt rolt als vanzelf een niet eerder ervaren oerdrift als een golf door je lichaam: ik ga jou tegen alles, en indien nodig nog meer, behoeden. Tegen harde wind, kolkend water, hoge stoepranden, monsters die zich onder je bed verschuilen, onrechtvaardige juffen, en klasgenootjes die treiteren. Dat gevoel overspoelde me du moment ik mijn oudste op mijn buik had liggen en verankerde zich vanaf dat moment in mijn hele zijn. Als een leeuwin met een prikkelbaar humeur cirkelde ik om mijn welpjes, drie jaar later kwam er nog een, heen, niet bevreesd om uit te halen met die klauwen met zichtbaar vlijmscherpe nagels.
En dat deed ik dan ook geregeld, dat uithalen. Toen mijn zoon tijdens een voetbalwedstrijd werd aangesproken door een boze vader van de tegenpartij, of toen mijn dochter werd gepest door meisjes uit haar klas. Die keer dat een buurman onterecht boos op mijn kinderen werd, en een andere keer dat een juf hen onterecht terechtwees. Ook sloeg ik mijn klauwen om mijn bloedjes heen als ze waren gevallen, hadden gebotst, toen een zusje van een vriendinnetje overleed, of een vriendschap sneuvelde. Ik kuste de tranen van hun wangen en wiegde hen net zo lang totdat hun hart weer synchroon met dat van mij klopte. In mijn beschermingsdrift liet ik ze gelukkig ook struikelen, hun neus stoten en fouten maken, maar liep wel zichtbaar langs de zijlijn, klaar om ze op te vangen als dat nodig was.
Zo lang je kinderen klein zijn en zich ergens in jouw periferie bevinden is dat beschermen slechts een kwestie van je arm uitsteken. Met pubers is het balanceren op een dun koord boven een hoog ravijn. Ik wil mijn armen stevig om mijn pubers heen slaan zodat ik ze kan behoeden voor een valpartij de diepte in. Maar zij ontworstelen zich aan mijn greep en willen zelf lopen. Hoe dun dat koord ook is, en hoe diep die afgrond zich onder hen ook openvouwt. Ze schuifelen voetje voor voetje steeds sneller voor me uit. Te ver om in te halen, te ver op te vangen.
Op dat koord schuif ik achter mijn pubers aan. En laveer tussen dat wat ik denk ‘van loslaten worden ze groot en zelfstandig’ en wat ik voel ‘maar ze zijn nog zo klein en moeten nog zo veel leren’. De levens van mijn puber spelen zich steeds meer buiten mijn zichtveld af. Ik weet soms niet waar ze zijn, of met wie. En ik weet ook niet altijd precies wat ze doen. En natuurlijk is dat goed, en is het hoe het zou moeten, maar die oerdrift die zich in mij nestelde op hun geboortedag laat zich moeilijk leiden of temmen. Ik sta klaar om ze op te vangen, ook al weet ik niet of, en wanneer ze in mijn armen vallen.
Ik denk aan de moeder van Mohammed, de jongen die vrijdag is doodgeschoten. Hoe kun je je kind beschermen tegen rondvliegende kogels? Hoe kun je je puber beschermen tegen op de verkeerde plek zijn, op het verkeerde tijdstip? Haar drang om hem te beschermen heeft ongewild plaats moeten maken voor diep verdriet. Hoe machteloos moet ze zich voelen? Hoe vaak zal ze niet tegen zichzelf hebben gezegd ‘had ik niet iets verder moeten reiken?’ Maar de armen van een pubermoeder zijn niet altijd lang genoeg. Je kunt ze uitstrekken, maar realiseert je tegelijkertijd dat ze al te ver dat koord zijn opgelopen. Te ver om kogels met je handen af te weren. Te ver om ze bij hun hand te grijpen voordat ze van dat koord afglijden. Mijn hart huilt met dat van haar mee. Ik vind mijn rol als puberouder prachtig en bijzonder, maar op momenten als deze ook zo ongelofelijk kwetsbaar.