De dochter van Marloes’ vriendin Marleen (47) was altijd haar zonnetje in huis. Maar sinds de brugklas is ze in haar schulp gekropen en komt er niet meer uit. Marleen maakt zich zorgen.
‘Ze zal toch niet depressief zijn?’, vroeg ik laatst aan mijn man. We zitten op het terras bij het jaarlijkse zomerfestival in de stad. Even daarvoor hebben we hemel en aarde bewogen om onze dertienjarige mee te tronen. Dit was háár feestje. Met poffertjes, de draaimolen, sushi van de hippe foodtruck en een ijsje toe. Maar ze wilde niet mee. Onder geen beding. Ook niet als ze een vriendinnetje mee mocht nemen. En ook niet als we twee ijsjes beloofden. Ze bleef liever op haar kamer. Of op de bank, met haar telefoon.
Mijn dochter had altijd een hele sliert vriendinnen, en was ook altijd bevriend met jongens. Voor haar verjaardagsfeestje moest ik altijd heel streng zijn, want anders had ik de hele klas en ook nog de parallelklas hier aan de taart.
Maar ik zie sinds ze vorig jaar naar de eerste klas is gegaan, helemaal niemand meer. Ze zegt wel dat ze vrienden heeft op school en dat ze heus wel met mensen praat, maar er komt niemand bij ons thuis. Sporten -ze had een heel leuk hockeyteam- wilde ze sinds de brugklas ook al niet meer. Ineens vond ze de meisjes van haar team niet meer leuk. Als ze uit school komt, doet ze wat ze moet doen voor school (gelukkig gaat dat wel goed) maar verder kijkt ze op haar telefoon en als wij daar wat van zeggen, gaat ze zuchtend naar haar kamer.
Hoe kan het toch dat mijn altijd zo blije, sociale kind zo in haar schulp is gekropen? Ik vraag haar weleens of ze zich niet alleen voelt. Of verdrietig. Of wij iets kunnen doen en of er iets is dat wij niet weten maar misschien wel aan iemand anders zou willen vertellen. En dan haalt ze haar schouders op.
We bieden van alles aan, mijn man en ik: een museumpje pakken, even een ijsje eten, een citytrip. Ik weet dat je als 13-jarige liever niet met je ouders optrekt, maar de eenzaamheid straalt zo van mijn mijn dochter af. Ze mag van ons alles doen wat ze wil: toneelclub, een zomerkamp of op een sportclub. Maar alles is een ‘nee’, maar als ik vraag ‘wat dan wel?’ dan krijg ik geen antwoord. Of ze zegt. ‘Ik weet het niet’.
Als ik de verhalen hoor van mijn zus en mijn nichtje, die dan gezellig met vijf vriendinnen op Tienertoer was van de zomer, dan denk ik: had mijn dochter maar één vriendin met wie ze dat kon doen. Sommige vriendinnen maken zich zorgen als hun kind te laat thuis komt van een feestje of hangen in het park en zijn bang dat ze gaan drinken of blowen. Ik denk dan alleen maar: had die van mij maar eens een feestje.
Mijn man denkt dat ze wel bijdraait, dat het een fase is. Maar ik ben zo bang dat ze wegzakt in deze staat van zijn.
Mijn hoop put ik uit de schaarse momenten dat ze wel gezellig is, en aan tafel meepraat en meelacht. Dan zie ik dat blije kind weer dat ze altijd was. Ik hoop zo dat het weer terugkomt.