Als de dochter Marieke wordt geschorst omdat ze een joint heeft gerookt in school, twijfelt Marieke of ze haar dochter op haar blauwe ogen moet geloven als ze zegt dat ze echt echt echt niet blowt.
Mijn dochter Zoë blowt niet. Er wordt stevig geblowd op haar school, ook wel ‘De Stoniboni’ genaamd. Het knetterstonede klasgenootje Aysha van Zoë werd op de gang geparkeerd omdat ze in mellow toestand niet meer stopte met vragen stellen bij wiskunde. “Meneer, meneer, kun je Tangens en Pythagoras met elkaar combineren? En dan kwadrateren? Vet!” Ze kreeg wiskundig inzicht na wiskundig inzicht en ze begon van blijdschap luid diverse berekeningen te maken. Ze kon niet stoppen. Hardop rekenend is ze de klas uit gezet, op de gang hoorden ze haar doorgaan met opgaven.
Of die andere klasgenoot van Zoë, Thomas, die alles in het leven “dikke prima” vindt, omdat hij meestal zo stoned is als een garnaal. Bij alles knikt hij zachtjes glimlachend en maakt zoemende, goedkeurende geluiden. Hij is bijzonder goed geluimd, als hij onder invloed is, en dat is bijna altijd. Hij doet niet mee aan de les, maar zit glimlachend voor zich uit te kijken, soms liefelijk knikkend. Een leraar was het passieve gedrag zat, en zei dat hij vooraan moest komen zitten. Hij knikte weer glimlachend, en gaarde langzaam zijn etuitje, schrift en boeken bij elkaar. “Goeie plek,” knikte hij over het tafeltje vooraan, terwijl hij langzaam naar voren slenterde.
Dochter Zoë kan dit allemaal vertellen, omdat ze zelf niet blowt. Zegt ze. Ja, ze heeft één keer een trekje gehad, maar vond dat smerig. Ze heeft er niets mee. Haar vriendinnen heb ik er ook niet op kunnen betrappen. We hebben veel grensverleggend gedrag van Zoë meegemaakt, maar blowen, dat zat als enige nog niet in het arsenaal. Toch? Afdelingsleider De Graaf aan de telefoon. “Spreek ik met de moeder van Zoë?” Daar spreekt hij mee. Hij moet mijn stem nu toch wel zo langzamerhand herkennen, we spreken elkaar bijna op dagelijkse basis. Wat is het dit keer? “U weet dat we hebben besloten uw dochter te schorsen?” Nee, dat wist ik niet.
Ze had wel iets gezegd over ‘mot met De Graaf’ , die er volgens haar een hobby van maakt om leerlingen te bashen. Tirades tegen De Graaf hoor ik vaker, dus ik heb deze aanvaring onbewust als ‘dagelijkse routine’ gekwalificeerd. Had ik maar wat beter geluisterd. Want ze wordt kennelijk geschorst. Waarom eigenlijk? “Kijk,” vervolgt De Graaf welwillend. Hij heeft zo’n nasale, stroperige stem. Eerlijk gezegd mag ik hem niet. “Dat uw dochter blowt, daar vinden wij als school natuurlijk wat van. Maar het gaat wat ons betreft te ver dat ze ook ín de school blowt. Dat is je reinste provocatie, dat zult u begrijpen. Een schorsing vinden wij een passende straf, en we hopen dat u er op toe kunt zien dat dit niet meer gebeurt.”
Slik. Ook Zoë hoort kennelijk bij het leger stoners. Ik doorzoek heimelijk haar zakken en tassen maar vind niets. Zoë zelf is in alle staten. “De Graaf, die landverrader! We hebben één keer geblowd met de toneelgroep! Hij doet alsof ik vooraanstaand lid ben van een drugskartel! Als ik de criminaliteit in ga, is het zijn schuld!” Ik vraag of ze blowt, als ze is uitgeraasd. Olie op het vuur. “En het allerergste is dat je bloedeigen moeder je niet eens meer vertrouwt!” tiert ze verder. “Eén keer, met de toneelgroep, zei ik toch? Nou, dat kost me dus een hele zaterdag. Lekker pedagogisch zijn jullie. Jullie duwen me gewoon met zijn allen in de goot. Jullie willen gewoon niet dat ik normaal ga functioneren in de maatschappij.” Ze roept dat we blij moeten zijn dat ze niet aan de crack is, of aan de flakka, een nieuwe enge drug. “Dus je blowt niet?” Vraag ik nog een keer. “Nee mam, echt niet.” Zegt ze, rustiger nu. Gek, maar ik neig er toch naar haar te geloven. Op haar blauwe ogen, met haar grote bek. Al zal er voorlopig een toestand komen van heimelijk verscherpt toezicht.