De zoon van Martine zat vanaf dag een van de vakantie al in het ziekenhuis met twee (ja, twee) gebroken polsen. Toch ziet ze ook de voordelen. Het moederinstinct gaat meteen in de verzorgstand.
In de categorie ‘dit verzin je niet’: Mijn dertienjarige brak op de eerste dag van de vakantie zijn beide polsen. Bij een potje voetbal. Of zijn zusje hem nou duwde, daar hebben ze nog steeds dispuut over. Hij is geen pieperd, hij had wel pijn, dus toch maar naar het ziekenhuis.
Toen zijn vader en hij terugkwamen uit het ziekenhuis, bleek hij een scheurtje te hebben in zijn rechterpols. Zijn linker is zwaar gekneusd. De röntgenfoto’s logen niet. Voor de zekerheid moesten beide armen gefixeerd worden. Arm kind.
Wandelen gaat dus nog wel, maar fietsen niet. Zwemmen is ook geen goed idee, voetballen evenmin, vanwege het risico op nog een keer vallen. Dat het nou net in m’n vakantie moet gebeuren, zei hij, met het oog op school. Want als het zover was, zou het gips er wel weer af zijn.
Toch vinden we het stiekem toch wel leuk. In sommige dingen is hij nu namelijk weer een driejarige. We moeten zijn jas dichtritsen en zijn veters strikken. En zijn vlees snijden en boterhammen smeren. Wat ontluisterend is, want hij werkt er inderdaad zonder moeite acht naar binnen.
Gisteren zat ik hem in een restaurant hapjes te voeren. En hij laat het zich allemaal aanleunen. Dat mijn man zijn haar moest wassen in de douche, vond hij eigenlijk best gezellig. Sterker, hij speelt het spelletje grif mee, als hij met een zakje chips aankomt en met een piepstemmetje zegt: opeh-makeh. ‘Net of hij weer drie is’, zeggen we weemoedig tegen elkaar. Normaal mogen we ons namelijk niet meer met het hem bemoeien en nu ineens weer wel.
Niet handig is het als hij ruzie krijgt met zijn zusje (wat vaak gebeurt, want het is vakantie) en we missen hem bij klusjes als het opzetten van de tent, water halen en afwassen. Over dat laatste hadden we afspraken gemaakt, maar die kon op dag 1 dus niet meer nakomen. Zijn zusje kreeg toen ook afwas-vrij (waarom eigenlijk?).
Soms vergeet ik het, en zeg ik: mankeert er wat aan je handen? En dan houdt hij grinnikend zijn beide polsen omhoog. Ik vroeg van de week nog, ben je er niet chagrijnig van? ‘Ja soms’, zei hij schouderophalend. Voor een patiënt is hij opvallend monter. Misschien is het wel omdat hij nu inderdaad even niks hoeft.
Wij schikken ons maar in het lot. Gelukkig zijn we in Engeland, en daar is het (meestal) geen zwemweer is- en bijna nooit fietsweer. Een mazzeltje hebben we wel. Hier gooien ze geen gips om een gebroken pols, maar braces die je er met klittenband af kunt halen . ‘At least he can whipe his own ass‘, zei de verpleegster in het ziekenhuis.
Gelukkig maar, want vertroetelen kan ver gaan, maar zo ver toch ook weer niet.