De zeventienjarige puberzoon van Joke heeft een leuk vriendinnetje. Of nee, hád een leuk vriendinnetje. Want het is uit. En hij is ontroostbaar. En dan is niet alleen het hart van haar zoon gebroken, maar ook dat van haar.
Als ik je rode ogen zie en vraag of je hooikoorts hebt, begin je hartverscheurend snikken en roept ‘Het is uit!’ Je duikt met dat lange lijf in mijn armen. Mijn grote lieve zoon. Zo intens verdrietig heb ik je nog nooit gezien. Ik schiet ook vol. Ik weet hoe gek je op haar bent, wat een groot deel van je leven zij is. Ik zag je in anderhalf jaar tijd groeien van de jongen naar de lieve mini-man die je nu bent.
Flashback naar vroeger
Ik krijg flashbacks naar mijn eigen eerste echte liefdesverdriet. Mijn hele wereld stortte in. Het was groter dan groot. Ook ik was ervan overtuigd dat ik nooit meer gelukkig kon zijn. Dat ik de liefde van mijn leven had verloren. Alles, werkelijk alles wilde ik doen om het weer goed te maken. Het had ook wel iets heroïsch, dat getergde. ’s Avonds langs zijn huis lopen met verdrietige muziek op mijn walkman. Gedichten schrijven vol hartzeer. Volschieten bij muziek omdat het precies gaat over jou. Verdrietige films kijken en je er totaal in verliezen. Het gevoel dat je er nooit meer echt overheen komt. En je daar ook een beetje in laten hangen vanuit de gedachte dat de scherpte van de pijn je voelt, iets zegt over hoeveel je voor elkaar hebt betekent. Nu kijk ik daar toch wat anders op terug. Weet nu ik dat ik de slechte kanten in die eerste relatie, niet wilde zien. Daar had ik andere relaties voor nodig.
Puber van de leg
In de periode die volgt, zie ik ook bij jou hoe het je volledig in beslag neemt. Die lieve puber die normaal voor de lunch al minstens acht boterhammen pindakaas heeft weggewerkt, krijgt nu ineens geen hap meer door zijn keel. Die grote jongen die al maanden het liefst met rust gelaten wil worden, legt ineens ’s avonds op de bank zijn hoofd op mijn schoot. Ik hoor hoe je je hart uitstort bij die grote zus die je normaal gesproken zo superirritant vindt. En die grote slungel die steeds een geïrriteerde zucht slaakt als ik mijn armen om hem heen probeer te slaan, kruipt nu zelf in mijn armen voor troost.
En ik ben blij dat je mijn steun zoekt. Dat ik je mag troosten. Dat jij voelt dat je bij me terecht kunt. Dat wij die band nog hebben samen. Want daar heb ik de laatste tijd best weleens aan getwijfeld. Al die keren dat jij overduidelijk niet op mijn bemoeienis zat te wachten. Die afwerende houding als ik je een knuffel wilde geven of belangstellend vroeg hoe het met je gaat.
Maar ik zie ook dat je jezelf na een tijdje weer bij elkaar raapt. Je gaat extra werken en laat je door je vrienden op sleeptouw nemen. Je eet, ook al is het tegen heug en meug. Als je na een week of twee weer geïrriteerd je ogen ter hemel slaat als ik vraag hoe je dag was, ben ik daar voor het eerst oprecht blij om. Je hebt mijn troost niet meer nodig. Ik weet dat er meer liefdes gaan komen en vast ook weer voorbijgaan. Maar die eerste keer hartzeer, die vergeet je nooit meer.