Thuisblijven voor de kinderen, dat was al nooit een hobby van Martine. Maar nu, op de middelbare school, werd het haar van alle kanten aangeraden om toch maar wel te doen. Dat beviel van alle kanten niet -eh- goed.
‘Je moet wel een beetje in de buurt blijven’, zo werd mij van verschillende kanten gewaarschuwd toen mijn oudste naar de middelbare school ging. Want je moet als ouder (lees: moeder) beschikbaar blijven. Voor huiswerkhulp, een incidentele aai over de bol en natuurlijk de thee. Dat brugjaar, mensen, zou namelijk héél zwaar worden.
Dat voelde nogal als een stap terug. Ik raakte nooit heel erg opgewonden van thuis zitten met een baby en was altijd heel blij dat ik weer kon werken. Dank zij ons mooie systeem van kinderopvang gingen die van mij naar de crèche en naar opa en oma in perioden dat we allebei heel leuk werk hadden. En de BSO, ook zo’n fantastische uitvinding. Net als de overblijf. Mijn bankrekening maakte ook een sprongetje toen al die opvang allemaal niet meer hoefde.
Ik geloof niet dat mijn kinderen gebukt gingen onder mijn afwezigheid overdag. In ieder geval, ze klaagden er eigenlijk nooit over. Misschien hoor ik het wel als ze dertig zijn en bij de psychiater zitten, maar tot nu toe zijn het fijne kinderen, wat kinderopvang-bashers er ook tegenin brengen.
Maar ja, wat moest ik nu? Want voor dat ‘o,o het is zo’n grote overgang’-argument was ik wel gevoelig. Dus ik bestudeerde het lesrooster, plande die eerste weken een paar dagen vrij en zat met de laptop aan de keukentafel heel erg beschikbaar te wezen. Stapel werk ernaast, en van 9 tot 12 kon ik heerlijk wat meters maken.
Totdat ik de sleutel in het slot hoorde en mijn dochter (nog in groep 8) binnenkwam, met grote ogen van schrik. ‘Wáárom ben je thuis’, riep ze. De verontwaardiging droop ervan af. Ze had zich blijkbaar verheugd op een lunchuurtje met het pak stroopwafels uit de kast en de herhaling van Zondag met Lubach. Daar kun je natuurlijk geen pottenkijkers bij gebruiken. Zit je moeder daar, en die vraagt of je tosti’s wilt.
Maar he, ik zat hier voor de oudste he. Die ging nog net niet grommen toen hij mij ontwaarde. Moest-ie natuurlijk ook nog gaan vertellen hoe het was op school en huiswerk. Terwijl hij zich eigenlijk had ingesteld op een paar uurtjes intiem met de PlayStation. Wat niet mag, maar wie ziet dat als er niemand is? Hij rukt de koelkast open, op zoek naar de pannenkoeken van gisteren en verdwijnt na de ‘ping’ van de magnetron naar zijn kamer.
Voor wie doe ik dit? Om mijn eigen schuldgevoel te sussen? De signalen zijn overduidelijk. De pubers hebben echt liever dat ik oprot, dan dat ik voor Piet Snot aan de keukentafel zit. In de houding om woordjes te overhoren, tosti’s te bakken, spruitjes schoon te maken, voetbalkousen uit de vuile was te vissen en draadjesvlees te sudderen. Maar er komt niemand om.
Nou gezellig hoor jongens. Ik zit hier toch wel een beetje voor Jan Lul, mopper ik, als een van de twee de keuken binnensluipt voor een extra boterham. De oudste schenkt nog maar een kopje thee in, gaat bij me aan tafel zitten. “Voor ons hoef je niet thuis te blijven, mama”, bracht hij mijn laatste restje schuldgevoel om zeep.