De veertienjarige dochter van Saskia had alleen maar afgetrapte gympen in haar kast staan en daarom gingen ze shoppen voor nieuwe sneakers.
Het werd een interessante exercitie. Want hoeveel opmerkingen kun je over een schoen maken? Welnu, een heleboel. Elke keer als ik er een liet zien en vroeg: ‘Deze?’, liet de puber onomwonden haar mening horen.
- ‘Te hoog.’
- ‘Te wit.’
- ‘Stom.’
- ‘Nog stommer.’
- ‘OMG, héél STOM.’
- ‘De schoen is wel leuk, maar de veter heeft de verkeerde kleur.’
- ‘De veters zijn wel leuk, maar de schoen heeft de verkeerde kleur.’
- ‘Die zool, je denkt toch niet dat ik daar op ga lopen?’
- ‘Dat ene streepje op de achterkant kan echt niet.’
- ‘Die binnenzool zit niet lekker.’
- ‘Verkeerde kleur.’
- ‘Dat is niet mijn merk.’
- ‘Die ook niet.’
- ‘Die al helemaal niet!’
- ‘Mam, hoezo rood?’
- ‘Suède? Serieus?’
- ‘Dat randje is niet mooi.’
- ‘Wel leuk, maar beetje saai.’
- ‘Blauw? Echt niet!’
- ‘Beetje raar model, vind je niet?’
- ‘Die buitenzool is, eh, mwah.’
- ‘Zit niet lekker.’
- ‘Loopt niet lekker.’
- ‘Te rond.’
- ‘Te vierkant.’
- ‘Het voorste gedeelte is best oke, maar dat achterste stuk kan echt niet.’
- ‘De bovenkant is best oke, maar de onderkant is vre-se-lijk.’
- ‘Te klein.’
- ‘Te groot.’
- ‘Dat is meer iets voor jou.’
- ‘Te zwart.’
- ‘Te zwaar.’
- ‘Beetje rare sneaker.’
- ‘Die veterogen kunnen echt niet.’
- ‘De letters op de hiel zijn stom.’
- ‘De strepen op de zijkant hebben de verkeerde kleur.’
- ‘Mam, gatver! Wat voor smaak heb jij?’
- ‘De structuur is niet fijn.’
- ‘Staat raar.’
- ‘Deze voelen gewoon niet goed.’
- ‘Zullen we naar een andere winkel gaan?’