Jan presenteerde een vertelavond in een café, zijn puberdochter had een schoolfeest om de hoek. Haar avond was eerder afgelopen en dus kwam ze haar vader ophalen.
Als je puberdochter jou van een feestje ophaalt
Voor het eerst hoefde ik niet mijn dochter op te halen op zo’n avond waarop zij iets buiten de deur had, iets voor school, zij kwam mij ophalen. Ik was in café Helmers voor de leuke vertelavond die ik samen met Gilles van der Loo presenteer. Zij had een gala voor alle eerstejaars op school. De voorleesavond duurde langer, dus zij kwam mij ophalen.
Samen fietsten we over de Overtoom naar het centrum. Waar is Helmers dan? vroeg ze steeds. Ze was zenuwachtig natuurlijk, zo’n gala is niet niks. Ze had een jurkje aan en haar nagels had ze gelakt in de kleuren van dat jurkje. dat was erg veel werk geweest. Gelukkig regende het niet. Ze fietste heel hard. Heb je haast of zo? vroeg ik. Ze had geen haast, zei ze. Ze fietst altijd zo. Bij het kruispunt waar ik een blokje linksaf moest zei ik: Zie je die hoek daar? Daar is de kroeg. Daar moet je straks zijn. Welke deur? Onder de zwarte luifel. Aan de overkant is een bloemenwinkel, die is nu dicht en straks ook.
Klein meisje maakt grote sprongen
Ze fietste naar het gala. Ik ging naar de voorleesavond, en toen alle gasten geweest waren en we een borrel dronken stond ze opeens weer voor mijn neus, in haar winterjas, in het café. Op zo’n moment maakt een meisje van twaalf echt sprongen. Ik liet anderen zeggen dat ze wel vijftien leek. Dat moet je zelf niet zeggen, ik weet wel hoe oud ze is. Ze was heel trots. Ze dronk een cola en daarna een Fanta. Ze ging vijf keer naar de wc. Ik moest nog nakletsen met iedereen. Ze was moe en hing tegen me aan. Ik zei steeds: Het gaat hier bijna beginnen.
Om wat te zeggen te hebben en om haar een goed verhaal te geven, zei ik dat mijn dochter een goeie mop had: die van de olifant in de sauna. Ze vertelde een paar keer die mop. Dat deed ze heel goed. Toen de mensen uitgelachen waren zei ze weer: Wanneer gaan we nou?
Het gaat bijna beginnen, rustig maar. Tegen de achterste wand stond het rode bankje waar Gilles en ik en de gasten op zitten als er voorgelezen wordt. Mag ik op dat bankje? vroeg ze. Ja ga maar zitten.
Samen naar huis fietsen
Eerst zat ze nog rechtop en netjes maar toen de fotograaf zei dat ze wel even kon gaan liggen nam ze een pose aan waardoor ze opeens nog een paar jaar ouder werd.
We gaan maar eens, zei ik. Tegen twaalf uur gingen we eindelijk naar huis. Op de fiets vertelde ik haar dat ik me altijd zo goed voel in zo’n kroeg. Dat weet ze wel, en dat ziet ze wel aan me, maar zo’n café vol bekenden met ook nog eens iets van werk op de achtergrond, dan ben ik wel thuis.
Ze fietste weer hard, maar nu omdat ze moe was en naar bed wilde. Dat vond ik een mooie instelling: moe zijn en daarom harder fietsen, want dan kun je langer uitrusten. Ik zag ooit een bokser iemand knock-out slaan en daarna naar zijn hoek rennen, echt een vlotte looppas. Later zei hij: Dan kun je langer uitrusten.
Dat deed mijn dochter ook: doortrappen om langer uit te kunnen rusten. Ik was heel trots op haar, op haar instelling.
Toen we thuis waren ging ze slapen. Het was een geweldige avond waarop ik een werkproject had en zij in een klap groot was geworden. De volgende ochtend had ze geen school en sliep ze tot twaalf uur en was ze weer heel klein.
Jan van Mersbergen is schrijver en journalist en wordt door NRC een van de interessantste schrijvers van Nederland genoemd Hij schreef negen romans, een novelle, een bundel over mannenzaken en vaderschap. Hij is van twee pubers en een peuter. Lees ook zijn artikel over Wat als je dochter in de verkeerde metro stapt.