De mood swings van pubers zijn berucht. Het ene moment ben je de allerliefste ouder en kruipen ze op schoot, het andere moment roepen ze dat ze je haten en dat jij de reden bent dat hun leven nu is verpest. En dat gaat niet heel geleidelijk, of zo, maar gebeurt binnen drie tiende seconden.
Ik hang samen met de oudste puber op de bank. We kijken, nota bene, Family Guy, want dat vindt hij leuk. Het is eigenlijk een heel lieflijk tafereel: die lange puber half tegen me aan geleund. Dan vraag ik of hij straks zijn kleren wil opruimen. Ik vraag het niet dwingend, heb zelfs een zachte stem en trek geen uzi, of ander wapen, uit mijn zak dat ik tegen zijn hoofd houd. Het is, kortom, gewoon een vraag. Of nee, eerder een mededeling die ik tussen neus en lippen door zeg. Ik ben me dan ook van geen kwaad bewust.
Op oorlogspad in vijf seconden
En dan. Bam. Explosie. Voordat ik het weet springt de puber op en briest dat ik altijd alles verpest. Waarom zeur ik de hele tijd aan zijn kop? Hij bepaalt zelf wel wanneer hij opruimt. Dan beent hij de kamer uit, buldert de trap op en gooit met de deur. Dit gebeurt allemaal in nog geen vijf seconde. Van lekker hangen tegen elkaar naar een boze puber en een verbaasde moeder.
Stemmingstemperatuur beneden nul
Die plotseling veranderde stemmingen is misschien wel het lastige aan pubers. Vooral omdat je het niet ziet aankomen. We kunnen gezellig samen aan tafel zitten en vier seconde later lijkt het wel een slagveld: omgevallen stoelen, bord pasta op de grond, en boze pubers die scène hebben verlaten. Waarom? Omdat de een de elleboog van de ander aanraakte. Of omdat de een meer opschepte dan de ander. Of omdat iemand, ik!, verkeerd ademde.
Of we zitten in de auto, iedereen blij, want we gaan een weekend weg. Totdat er een verkeerd nummer op de radio komt. Of een bocht te scherp wordt genomen. Of er wordt gevraagd of iedereen lekker zit. Bam. Explosie. En een stemmingstemperatuur die tot min twintig daalt.
Pubers ontploffen om niks
Pubers zijn eigenlijk net toverballen. Zo’n snoepje waarvan je geen idee hebt welke kleur het is. Elke keer als je je mond opent, ligt er een verrassing op je tong. Nu is zo’n snoepje vooral lekker en is het grappig dat het de ene keer blauw is, dan weer geel en uiteindelijk rood, het kleurenpalet van de mood swings van pubers is verre van grappig. Ze kunnen in een zachtroze-bui naar binnen komen lopen en zijn even later omgetoverd in een gitzwarte donderwolk. Reden? Geen. Of nou ja, geen aanwijsbare. Of in ieder geval geen aanwijsbare reden voor jou dan. Mijn dochter kwam een keer blij uit school de keuken binnen huppelen en ik vroeg hoe haar dag was geweest. Bam! Explosie. Van huppelen naar een boos: ‘OMG, waarom moet je altijd álles weten?’, in een seconde.
Dat onverwachte zorgt dat je als puberouder 24/7 in opperste staat van paraatheid bent. Want wij kunnen het wel leuk en gezellig hebben, die stemming kan dus hup, zo omslaan. En voor mensen die, net als ik, nogal van het planmatige soort zijn, is dat best lastig. Want hoe je dag, of volgende uur, of zelfs minuut zal zijn is gewoon niet in te schatten.
Toverbal met zachte kleuren
Gelukkig schieten ze vaak ook weer snel terug in hun gezellig zoetsappig kleurtje. Nadat mijn zoon kwaad naar boven was gelopen stond hij twintig minuten later weer voor mijn neus. En kroop hij weer op de bank en keken we samen naar het journaal – en hij bedelde niet eens of we alsjeblieft iets anders konden kijken. Ik zat met ingehouden adem, want ja, wie zei dat hij een minuut later niet weer zou ontploffen? Het gebeurde niet. De toverbal van dat moment had louter happy colours.