De dochters van Ralph worden langzaam maar zeker grover in de mond. Hij vraagt zich af of hij daar nog een beetje invloed op heeft. En zo ja: hoe dan? Want het is wel fijn als zijn pubers een beetje netjes praten.
Het begon met een hartgrondig ‘Jézus!’ van de jongste. Ik weet nog dat ze me geschrokken aankeek. Niet omdat ze schrok van wat ze zei, nee, ze schrok omdat ze het zei waar ik bij was. Wat zou ik er van vinden? Ja, dat was een goede vraag, wat moest ik er van vinden? Het bleef daar niet bij. Natuurlijk niet. Niet veel later beet de oudste me een venijnig ‘Jezus wat een gezeik’ toe, toen ik haar vroeg om niet met haar handen te eten, en ergens kwam er een ‘kutzooi’ voorbij, en een hartgrondig ‘gódver’. En het klonk steeds vanzelfsprekender. Dit was blijkbaar hoe ze buiten mijn zicht gewoon werden te praten.
Pubers die vloeken
Ja, dan moet je iets als vader. Maar ja, wat? Verbieden heeft geen zin, zegt mijn moeder vaak, maar je moet wel duidelijk zijn. Goed advies, nog uit de gouden eeuw van de streng-doch-rechtvaardige opvoeding. Kijk maar eens hoe goed ik zelf terecht ben gekomen, kuch. Meeveren dan? Dat voelt een beetje als de makkelijke weg. Dat is meestal een prettige weg, dat geef ik toe. En zoals elke vader lijd ik ongeneeslijk aan het ‘mijn-kinderen-doen-zulke-dingen-niet-syndroom’. Yeah right. Ik weet zeker dat ouders van jongens die al fakking-dit en kuthoeren-dat uitkramend hangen bij het speeltuintje dat ook denken. Jaartje ouder dan mijn oudste, schat ik zo in, en jongens, maar toch. Dus nee, ik maak me geen illusies over welke kant het ook met mijn meiden op zal gaan.
Toen de volgende ‘zeik niet zo’ over tafel vloog, besloot ik in te grijpen met een ferm ‘HEE!’. Aan het geschrokken gezicht met het ondeugende lachje kon ik zien dat het weliswaar indruk maakte, maar weinig invloed zou hebben. ‘Ik vind het erg jammer dat je zulke woorden steeds vaker gebruikt,’ zei ik. Dat maakte nog meer indruk. Tenminste, ze was even stil.
Let op je woorden
Mijn oudste keek me listig aan. Ojee, dacht ik. Nu komt het. En het kwam: ‘Wie denk je dat hier het meest op zijn woorden moet letten?’. vroeg ze. ‘Jij of je zus bedoel je?’, antwoordde ik. ‘Nou, ongeveer even veel.’ Maar ik voelde de bui al hangen. ‘JIJ!’ riepen ze in koor. En ze hadden een punt. Ik wil, vooral in de auto, andere mensen nog wel eens een ironisch ‘gaat het lekker, domme zak’ toevoegen. En als ze hun muziek over de wifiluidspreker in de huiskamer streamen, wil het wel eens gebeuren dat ik de kwalificatie ‘vreselijke kutnummers’ in de mond neem. Dit alles met een glimlach uiteraard.
Toch hadden mijn pubers een punt. ‘Mea culpa,’ zei ik. ‘Hee! Let op je woorden,’ antwoordde de jongste, die dat heel grappig vond van zichzelf. We lachten. Daarna gebeurde er iets wonderlijks. In plaats van een recalcitrant ‘Jij doet het ook, dus…’ werd hun hobby om mij te betrappen op verkeerde woorden. Geen al te lastige taak, merkte ik tot mijn schrik. En in de slipstream werden ze zelf weer netter in mij bijzijn.
Dit kan maar een ding betekenen: ooit, als ze zelf kinderen hebben die gaan puberen, zal mijn vaderlijke advies uit de hoogtijdagen van de zachte heelmeesters-opvoeding de volgende zijn: verbieden heeft geen zin, het slechte voorbeeld geven des te meer.