De pubers van Saskia zijn vaak hun spullen kwijt: sleutels, ov-kaart, kleding, schoenen, fiets. Zij wordt er gek van, haar pubers maken zich er niet druk om. Die komen juist met een creatieve oplossing, vinden ze zelf.
Mijn zoon vroeg of ik wist waar de ov-kaart van zijn zus lag, want hij moest weg. Een opmerkelijke vraag, want hij heeft zelf een ov-kaart. Maar die was hij dus kwijt. Of nee, hij wist niet precies waar zijn pas was en dat is volgens hem iets anders dat kwijt zijn. En ja, hij mocht haar pas lenen, dat hadden ze via Snap overlegd.
Er was echter één ding, mijn dochter had alleen de ov-kaart van haar vriendin. Die van haar was kwijt. Of nee, ze wist niet precies waar die was. En zo vertrok mijn zoon met de ov-kaart van de vriendin van zijn zus in zijn zak. Niemand maakte zich er druk om, mijn zoon niet, mijn dochter niet, en de vriendin van mijn dochter ook niet. Die pakte op haar beurt de ov-kaart van haar moeder. Iedereen kon dus gewoon reizen die dag en niemand snapte waar ik me druk om maakte.
Iedereen een fiets
Op het moment dat mijn pubers dingen kwijt zijn, ontstaat er altijd een wonderlijke, niet te volgen, Hans Klok-achtige wisseltruc. Laatst was mijn zoon zijn fiets kwijt. Of nee, hij wist niet precies waar hij zijn fiets had neergezet. Hij pakte daarom even snel mijn fiets om naar de sportschool te gaan. De vergeten boodschappen moest ik die dag halen op de fiets van mijn dochter. En mijn dochter pakte die middag op haar beurt de fiets van een van haar vriendinnen, die mijn dochter een dag of wat geleden thuis had gebracht, omdat haar broer toen haar fiets had gepakt. Volg je het nog?
Ook kwijtgeraakte schoolspullen worden op diezelfde Hans Klok-achtige wisseltruc opgelost. Zo kreeg mijn dochter via de broer van een klasgenoot een economieboek dat zij zelf al maanden kwijt was. Die broer leende het weer van een andere klasgenoot, die het op zijn beurt weer van het bureau van zíjn zus had gepakt.
Begrip ‘kwijt zijn’
Met kwijtgeraakte kleding gaat het eveneens op die manier. Jassen, gymkleren en zelfs sneakers worden via een ingewikkeld systeem doorgegeven. Het is niet erg als je jouw jas kwijt bent, of nee, sorry, ‘even niet kan vinden’, want er is blijkbaar altijd iemand die wél een jas heeft.
Voor pubers bestaat het begrip ‘kwijt zijn’ simpelweg niet. Je kunt iets niet vinden en als je het toch nodig blijkt te hebben ga je gewoon op zoek naar iemand die het heeft. Dat hij of zij het ook weer van iemand heeft gekregen omdat zij het zelf óók kwijtwaren is een klein detail waar alleen ouders zich druk om maken.
Ingewikkeld ruilsysteem
En ja, ik maak me daar dus druk om. Want ik wil mijn eigen fiets en niet die van een vriendin van mijn dochter. Waarvan haar ouders zich ook druk maken, omdat daar weer een fiets van iemand anders staat. Ook wil ik mijn oplader terug. Er ligt via dat onnavolgbare ruilsysteem weliswaar een oplader op de kast, maar dat is niet die van mij. Die heeft waarschijnlijk een vriend van mijn zoon die die van hem weer kwijt was.
Mijn pubers vinden dat ik zeur en overdrijf. Want ik maak problemen die er niet zijn. Er staat immers een fiets voor de deur, er is een oplader en voor dat proefwerk economie was een voldoende gehaald omdat er wél een boek was. Dat ik er zo’n gedoe van maak, ligt echt aan mij, roeptoeteren ze. En als ik me zo druk blijf maken, hebben ze nog wel een goed idee, gaan ze eensgezind verder. Want dat ruilsysteem kunnen ze ook inzetten voor ouders. Dan ruilen ze mij gewoon om voor een andere ouder. Juist. Eens kijken of ik mijn pubers dan ook kan ruilen.