Martine is niet heel huishoudelijk aangelegd, maar aan sommige gedragingen van haar pubers en andere huisgenoten ergert ze zich kapot. Tijd om het roer helemaal om te gooien. En guess what?! Het helpt.
Hoewel er in mij geen Mien Dobbelsteen schuilt, heb ik zo wel mijn stokpaardjes als het om huishouden gaat. Ik kan prima mijn tanden poetsen boven de wasbak waarboven ik nog de resten zie van de persoon voor mij, en als iemand voor mij op de WC een grote boodschap heeft gedaan houd ik gewoon even mijn adem in.
Maar troep in de keuken, daar kan ik niet zo heel goed tegen. Zo vind ik sneller dan mijn huisgenoten de vuilnisbak vol, vind ik het bloedirritant als bepaalde mensen na het koken het aanrecht vol laten staan en -dat is toch mijn grootste ergernis- ik vind heel smerig als ik terwijl ik zelf tegen schillen, boterhamkorsten en gemorste hagelslag moet aankijken terwijl ik zit te eten.
Lunchsporen in de keuken
Mijn keukentafel staat nogal vaak vol met etensresten. Rond lunchtijd is dat het ergste, want dan willen mijn huisgenoten nogal eens iets te snacken meebrengen. Dus behalve met borden, bekers en bestek ligt de tafel ook bezaaid met aluminiumfolie, plastic en andere rudimenten van broodjes Döner, Turkse pizza’s en haringstaarten. En tussendoor vind je de resten van de ontbijtboel, die voor het gemak maar terzijde is geschoven.
Dus voor ik mezelf aan mijn salade of gebakken eitje wil zetten, moet die hele tafel dus eerst leeg. Maar na de lunch is niemand in velden of wegen te bekennen, heeft iedereen zich weer teruggetrokken in zijn kamer of doet alsof hij heel druk is met huiswerk of andere Belangrijke Zaken. Dus dan ruim ik de troep zelf maar op. Uiteraard lijdzaam zuchtend of luidkeels vloekend. Want dat ik niet tegen rommel in de keuken kan, is natuurlijk mijn probleem.
Zelf opruimen
Dat vinden mijn pubers tenminste. Die kijken mij glazig aan als ik mijn beklag weer weer eens doe over het slagveld dat ze achterlaten op de keukentafel. “Maar mama, ik zie helemaal niks”, zegt mijn dochter. Ja, nogal logisch, want IK heb alles afgeruimd, de spullen in de vaatwasser gezet, een doekje over de tafel gehaald. “Als ik het niet doe, dan doet niemand het”, voeg ik daar pissig aan toe om mij vervolgens weer te wentelen in zelfmedelijden.
Ik probeerde het met subtiele, en niet subtiele hits. Ik appte foto’s van de chaos op tafel met teksten als ‘Deze kopjes willen heel graag schoon worden’ of vol op het orgel met: ‘GVD wat een teringzooi’. Ik heb een keer in een veeg de tafel leeggehaald -daarbij sneuvelden wat borden- en ik kan bij het in- en uitruimen van de vaatwasser zoveel herrie maken dat iedereen in huis (en de buren) rechtop in bed zit. Ik had, kortom, Een Heel Zwaar Leven.
Toen moest ik denken aan de peuter-opvoedcursus die ik ooit volgde op het consultatiebureau. Het helpt niet als je een peuter een allesomvattende opdracht geeft. Zeg niet: Ruim je kamer op. Dat is voor de peuter te abstract. Je moet de opdracht opknippen in kleine deelopdrachtjes. Dus je zegt: “Wil je de lego-blokjes van de vloer oprapen en ze in de bak doen?” En vervolgens: “En nu je knuffels pakken en allemaal op je bed leggen.” Je moet het dus concreet maken.
De puber aan het werk
Dus ik dacht na over hoe het vaatgebeuren op peuterniveau uit te leggen aan mijn zoon. Heel langzaam dus, op een Juf Ank-toontje: “Dus je gooit éérst de zakjes van het Dönerplaleis in de prullenbak, dán pak je alle borden en het bestek. Je zet de vaatwasser open en zet het bestek in het be-stekbakje en de borden in de rékjes. Dan pak je een doekje en maakt de tafel schoon. Nee, niet de kruimels op de grond laten vallen, maar in je hánd.”
Hij ging zuchtend aan de slag. Het ging natuurlijk niet meteen helemaal op mijn manier. Zo bleef er nog wat hagelslag liggen en was de vuilnisbak eigenlijk al te vol. Maar sinds de gedetailleerde instructies weet de puber waar hij aan toe is en gebeurt het gewoon. Echt waar, ik verzin dit niet. Gewoon dus zeggen wat je wilt en dan komt het goed.