Veel pubers berekenen voor elk examen het aantal punten dat ze moeten halen om een voldoende op hun eindlijst te staan. Je zou denken: optellen, gemiddelde berekenen en klaar, maar zo werkt het niet. Het berekenen van toetsen en examens is namelijk hogere wiskunde.
Mijn zoon doet een poging om mij de puntentelling van de examens uit te leggen. Het is voor mij totaal onsamenhangend en niet te volgen verhaal. En dat ligt niet aan zijn uitleg, maar aan het ingewikkelde systeem van de puntentelling dat ze tegenwoordig hanteren op middelbare scholen.
Want niet alleen de examens tellen mee, ook toetsen die ze eerder het jaar hebben gemaakt en de punten die je voor bijvakken haalt. Het is een diffuus systeem. Je kunt voor al je vakken een voldoende halen, maar stel je scoort een 3 voor gym dan ben je dus niet geslaagd. Maar stel je hebt voor economie een 4 als eindcijfer en een 8 voor een bijvak als Spaans dan compenseert het een het ander en ben je geslaagd.
Toetsen die 1, 6 of 27(!) keer meetellen
Tot zover begrijp ik het. Maar als hij dan uitlegt hoe die eindcijfers tot stand komen raak ik het spoor bijster. Want die ene toets telt 27(!) keer mee en een andere toets maar 3 keer. Het cijfer van het ene vak wordt samengesteld uit, onder meer, resultaten van het voorgaande jaar, het andere vak begint in het examenjaar met een schone lei. Het ene cijfer is een gemiddelde van een paar toetsen, het andere cijfer het gemiddelde van alle toetsen.
Overzichtelijk
Toen ik eindexamen deed was het een stuk overzichtelijker. In het laatste jaar deed je eerst tentamens, die telden voor de helft mee, en daarna kreeg je je examens die gewoon vol meetelden. Als je je tentamens slecht had gemaakt kon je een eindsprint maken op je examens. Stond je er wat tentamens betreft goed voor, dan kon je een beetje achterover leunen tijdens je examens. Ik behoorde tot de laatste categorie, hoewel ik ook echt wel mijn best heb gedaan, want no way dat ik nóg een jaar op die school zou blijven.
Eindexamens goed maken
Dat overzichtelijke systeem van de jaren tachtig bestaat al lang niet meer. Om te voorkomen dat examens slecht worden gemaakt omdat leerlingen er toch wel goed voorstaan en dus geen hoog cijfers nodig hebben voor een voldoende op hun eindlijst, is er een regel dat je gemiddeld een 5,5 voor je examens moet halen. Doe je dat niet, dan zak je dus, ook al heb je je toetsen dat hele jaar goed gemaakt.
Googelen met cijfers
Mijn puber is zijn hele schoolcarrière al bedreven in het uitrekenen van cijfers, maar nu hij examen moet doen excelleert hij erin. Tot twee cijfers achter de komma berekent hij wat hij moet halen om straks dat felbegeerde papiertje in zijn handen te hebben. Hij goochelt met cijfers, gemiddelden, aantal keren dat toetsen meetellen, en de zwaarte van bijvakken en compensatiepunten. Ik snap er niks van, hij draait er zijn hand niet voor om.
Hij weet dat hij voor wiskunde bijvoorbeeld een 5,2 moet halen om een voldoende op zijn eindlijst te staan. Die zes zorgt er dan samen met bijvak Spaans voor dat hij voor economie maar een 3 hoeft te halen op zijn examens. Die 3 kan, want voor de resterende andere vakken haalt hij dan een 7 of hoger, zodat hij aan dat gemiddelde van 5,5 komt. Maar, stelt hij me meteen gerust, een 3 is bij wijze van spreken, hè. Hij gaat natúúrlijk voor een hoger cijfer, zoiets als een 5, of zo.
Rekenen als een baas
Het kan ook, zo denkt mijn puber alvast vooruit, dat de normering wordt aangepast aan een examen, als het bijvoorbeeld door iedereen te moeilijk wordt ervaren. Wat betekent dat dat voor zijn cijfers? En zo liggen er talloze cijfer-scenario’s klaar. Wiskunde is niet zijn sterkte vak, maar iets in mij zegt dat het wat wiskunde betreft wel goed komt met hem. Die gast kan rekenen, berekenen en uitrekenen als de beste.