Er gaan steeds meer stemmen op om het toetsen op school maar af te schaffen, of op zijn minst te verminderen. Martine’s zoon zou het wel fijn vinden. Martine eigenlijk niet.
Mijn zoon was compleet in een flip geschoten toen hij zijn eerste Citotestje moest doen. Tranen met tuiten. Geblokkeerd. Ik weet nog dat ik bijna van het mini-stoeltje in de klas viel, toen ik hoorde dat mijn kleuter al langs de meetlat moest.
Gelukkig had hij een lieve juf en mocht hij het overdoen, en toevallig was de school net begonnen met een faalangst-reductietraining waar hij als kleuter naartoe kon. Ik dacht nog: faalangst. Op je vierde.
Inmiddels is hij vijftien en zit in 3-vwo. Ik weet eigenlijk niet of hij nog zenuwachtig is voor toetsen. Ik weet niet eens wanneer er eentje heeft, maar hij weet wat hij moet doen om het te halen. Hij staat namelijk voor alles voldoende. So far, so good.
Toevallig heeft zijn school besloten het aantal toetsen flink te verminderen en over te stappen op het zogenaamde formatieve leren. Dat betekent dat leraren bijhouden wat de vorderingen zijn van leerlingen en hun prestaties minder laten afhangen van toetsen. Sommige kinderen krijgen er namelijk wel 200 per jaar, las ik in NRC.
Mijn zoon ging nog net niet in polonaise toen ik hem het goede nieuws vertelde. Hij dacht: minder leren. Ik dacht: dat wordt tien keer zoveel stressen in de proefwerkweek. Want minder toetsen, betekent dus er meer afhangt van één toets.
Pubers vinden school niet per se leuk. Ze zijn de wereld aan het ontdekken en zouden eigenlijk willen doen waar ze goed in zijn, en dat verder ontwikkelen. Maar dat gaat niet in een blokuur wiskunde of als je moet een werkstuk tiepen. Als volwassenen zijn we al uitstellers, pubers zijn kampioenen. Dus als je toch wat kennis in de puber wilt stampen, dan is zachte dwang nodig. Leraren grijpen daarvoor nou vaak naar het middel toets. Als iets ‘meetelt’ dan gaan pubers wel aan de bak. Ik vind dat niet zo’n heel gekke gedachtengang.
Een ander argument voor veel toetsen is dat het objectief is. De discussie over of de Citotoets nou leidend moet zijn voor het schooladvies, of het oordeel van de leraar in groep 8, is bijvoorbeeld nog steeds gaande. Wil je de Cito leidend laten zijn, dan is de toets een momentopname. Gevolg is dat veel kinderen bloednerveus zijn voor de Cito. Als ouder kun je dan wel honderd keer zeggen dat een slechte Citoscore niet uitmaakt, maar het maakt natuurlijk wel uit. Het oordeel van de leraar blijft subjectief. We kennen namelijk allemaal de verhalen van ouders die leraren onder druk zetten om er toch minimaal een havo-adviesje uit te peuren. En dat slimme kinderen uit achterstandsgezinnen vaak te laag schoolniveau geadviseerd krijgen.
Een andere reden waarom ik toetsen toch handig vind, is dat ik het tenminste snap. Want hoe niet anders gaat het tegenwoordig dan 35 jaar geleden, toen iedereen zat te zweten boven zijn proefwerkblok? Ja, het was vaak spannend. Maar zo’n proefwerk laat je ook omgaan met prestatiedruk. Die spanning heb je nou eenmaal ook weleens in het ‘echte leven’ ook hebt, als je een presentatie moet geven, voor de klas staat of iets moet doen wat je nog nooit hebt gedaan. En waar je grote voldoening uit haalt dat wanneer je het eenmaal hebt gedaan en het goed is gegaan.
Onze kinderen wacht bovendien ook dé ultieme test: het eindexamen. Het is beter om daar flink mee te hebben geoefend, dan dat je daar niet klaar voor bent. Bovendien: onze maatschappij is nou eenmaal een prestatie-maatschappij. Daar kun je op tegen zijn. Maar als je aan het werk wilt, dan moet je daar toch in mee.
Je kunt kinderen wel sparen en ze niet (meer) toetsen, maar ze komen hoe dan ook, op enig moment tegen dat ze langs de meetlat worden gelegd. Overal word je beoordeeld en krijg je een rating. Het maakt niet uit wat voor beroep je kiest: taxichauffeur of restaurantkok bijvoorbeeld. Leer kinderen omgaan met die druk, in plaats van die druk steeds maar bij ze weg te halen. Ik zou zeggen: zo vroeg mogelijk mee beginnen. Net als mijn zoon in het faalangstklasje.