De oudste zoon van Ingrid gaat over een week naar de brugklas. En moet dan elke dag 8 km fietsen naar school. Best een eind en daarom vindt ze het een goed moment om nu alle verkeersregels nog even op te frissen bij haar puber.
Ik pak twee rugzakken en nog enkele plastic zakken en leg ze in mijn fietstas. De leerboeken moeten opgehaald worden op de middelbare school en ik heb mijn zoon medegedeeld dat het verstandig is om de route van bijna acht kilometer nog een keer samen met mij te fietsen. Een laatste oefenrondje. Echt de allerlaatste. We fietsen over het fietspad en bij de eerste rotonde hoor ik mezelf zeggen dat er haaientanden staan en dat hij moet stoppen als hij deze ziet en met allerlei gebaren leg ik nog eens omzichtig uit waar ze staan, wie moet stoppen en waarom.
De automobilist die zachtjes voorbij rijdt denkt een kort moment dat ik het tegen hem heb en ik zie dat hij zijn schouders ophaalt en zich afvraagt wat ik bedoel. Ik probeer hem duidelijk te maken dat ik het niet tegen hem heb, maar tegen mijn zoon, maar die boodschap komt niet over en hoofdschuddend rijdt hij verder. Als ik achterom kijk naar mijn zoon, constateer ik dat hij een stukje achter me fietst, de andere kant uitkijkt en me niet gehoord heeft. Bij het volgende kruispunt vertel ik dat er van rechts scooters kunnen aankomen die ‘onmundig’ hard scheuren en je zo omver rijden.
Ik hoor wat gemompel.
‘Kijk! Hier is het ook opletten en rijden ze ongelofelijk snel! Je kunt ook de andere weg nemen, dan hoef je niet over te steken en heb je een rotonde. Veiliger!’
‘Jahaa,’ wordt er verveeld gezegd en geef hem eens ongelijk. Een moeder die een kind van bijna twaalf de meest simpele verkeersregels nog eens haarfijn uitlegt alsof hij zes jaar oud is, is natuurlijk bloedirritant.
‘Zullen we anders straks samen een latte machiatto gaan drinken in de stad?’ opper ik en voor het eerst bespeur ik enig enthousiasme en knikt hij goedkeurend. We vervolgen onze weg naar een terras. Bijna wil ik weer een heel klein ienie mienie preekje gaan houden over dode hoeken en vrachtwagens en opvallende fluoriserende jassen die lekker opvallen in het verkeer, maar dan bijt ik op m’n tong en snijd een vrolijk onderwerp aan.
Loslaten, loslaten herhaal ik als een mantra. Volgende week is het zover. Dan gaat mijnheer als kersverse brugpieper op de fiets naar de stad met nog vele anderen. Het voelt alsof hij de Mount Everest gaat beklimmen zonder een goede uitrusting of gaat survivalen in de dichtbegroeide jungle van het Amazonegebied waar slangen en krokodillen op de loer liggen. Maar ik heb een donkerbruin vermoeden dat het de eerste dagen voor de moeder meer survivalen wordt dan voor het kind…