Als we de berichtgeving van afgelopen week moeten geloven is het niet al te best gesteld met het onderwijs in ons land. de onderwijsinspectie waarschuwde dat scholieren steeds slechter presenteren. En scholen zouden ook te weinig ambitie hebben. Maar is dat niet een beetje kort door de bocht? Moeten we juist niet ontzettend blij zij met het onderwijs in Nederland?
De Onderwijsinspectie is duidelijk in hun jaarlijks rapport De Staat van het Onderwijs: kinderen die van de basisschool afkomen kunnen slecht lezen en rekenen. En ook zijn de gemiddelde resultaten voor vakken als natuurwetenschappen en bewegingsonderwijs teruggelopen. Ook zien ze dat beter presenterende leerlingen het minder goed doen.
In een land waar we graag alles meten en staven wordt ook in dit onderzoek met cijfers gestrooid: 65 procent van de scholieren las zoals het zou moeten na de basisschool, een jaar eerder was dat nog 76 procent. Leerlingen die laaggeletterd het onderwijs verlaten steeg in twee jaar tijd van 1,4 naar 2,2 procent, en dat zijn zo’n 3500 scholieren. Bij rekenen haalde minder dat de helft het streefniveau, excellente leerlingen op gebied van wiskunde daalde van 25 naar 15 procent.
Volgens inspecteur-generaal van het onderwijs, Monique Vogelzang, krijgen we als samenleving hier last van. ‘Want’, zo zegt ze in een interview met NRC, ‘onderwijs is de basis van onze kennismaatschappij’. Gebrek aan ambitie bij scholen ziet ze als belangrijke oorzaak van het afglijden van de resultaten. Het merendeel van de leraren, schoolleiders en bestuurders neemt genoegen met het minimum van de kwaliteitsnormen, aldus het rapport.
Met onderzoeken en rapporten is het altijd een beetje: onderzoek je en wat laat je wel en niet zien? De nadruk ligt op presenteren, als het om het onderwijs in Nederland gaat. En natuurlijk is lezen en rekenen belangrijk, maar is dat niet een eenzijdig beeld? Van zowel het onderwijssysteem als de leerlingen? In een interview in de Volkskrant zegt de voorzitter van de VO-raad (organisatie van besturen in het voortgezet onderwijs), Paul Rosenmöller, dat het ‘beeld’ dat de inspectie oproept ‘geen recht doet aan de mensen in de scholen die deze resultaten onder moeilijke omstandigheden, en met een bescheiden bekostiging, weten te boeken.’
Met onderzoeken vraag ik me altijd meteen af weten de onderzoekers ook hoe het er in de praktijk aan toegaat? Resultaten zijn makkelijk te verkrijgen en te interpreteren, maar zijn ze daadwerkelijk in de klaslokalen van een gemiddelde basis- of middelbare school in Nederland gaan kijken? Roeptoeteren dat het niet goed gaat kan iedereen, maar wat gebeurt er in de klas? Is een leerling die minder goed scoort op een reken- of leestest, maar wel heel goed kan tekenen, knutselen, of dansen minder belangrijk? Is kennis alles wat we nodig hebben in Nederland? Als ik naar de scholen van mijn pubers kijk, beiden zitten ze op scholen in een grote stad, zie ik bevlogen docenten, die met weinig middelen veel weten te bereiken. Die elke dag het beste uit leerlingen proberen te halen. Ook al zijn dat klassen van 30 of meer kinderen. Mijn pubers floreren, het ene jaar meer dan het andere jaar, op hun scholen. Ze voelen zich er veilig, maar nog meer voelen ze zich gehoord en gezien, en in hun kracht gezet. En dat is niet omdat het gebouw zo bijzonder is, of dat er leuke schoolfeesten zijn, maar door bevlogen mensen die hen elke dag een beetje wijzer proberen te maken. En niet alleen in wiskunde of Nederland, maar ook in wie ze zijn.
Is het dan echt zo slecht gesteld met het onderwijs in Nederland? Als ik naar andere landen kijk, een schoonzusjes woont in Spanje, een vriendin in Amerika, een andere vriendin in Engeland, is Nederland een walhalla als het op onderwijs aankomt. Niet alleen zijn er verschillende schooltypen in Nederland, je kunt een school kiezen gebaseerd op godsdienst of opvoedidee, maar er zijn ook scholen voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben, tweetalig onderwijs willen of topsporter zijn. Bovendien wordt er op scholen gelukkig steeds vaker naar de leerling zelf gekeken, niet alleen het cognitieve gedeelte is belangrijk, maar ook wat een kind nog meer kan en is.
Twee jaar geleden werd het onderwijs in Nederland nog als een van de beste van de wereld aangeprezen, zo blijkt uit een onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerkring en Ontwikkeling. Volgens de organisatie heeft Nederland meer top-presterende vijftienjarige leerlingen op het gebied van algemene vaardigheden dan de meeste andere landen in Europa. Is dat niet iets om aan vast te houden? Bovendien maken leerlingen op het voortgezet onderwijs een inhaalslag, getuige de eindexamenresultaten die niet verslechteren – behalve bij wiskunde.
Misschien moeten we wat minder onderzoeken, en het geld dat we gebruiken voor deze onderzoeken in het onderwijs stoppen. En gewoon blij zijn met het onderwijs in Nederland. En blij zijn dat er zoveel keuze is, dat er voor elk kind een passende school is, en dat er elke dag leraren voor de klas staan die onze kinderen stap voor stap wijzer maken. En na vier, vijf, of zes jaar onze kinderen klaar hebben gestoomd voor de volgende stappen in hun leven.