Schrijver Jan van Mersbergen schreef een schrijnend verhaal over kindermishandeling. Dat niet, zoals iedereen vaak denkt, gaat over (verbaal) geweld dat je ziet en hoort. Het gaat juist over de stille verwaarlozing. We mochten het hier plaatsen. Neem even de tijd om het tot je te nemen.
In het filmpje van de Rijksoverheid over huiselijk geweld dat momenteel wordt uitgezonden valt een moeder uit naar haar zoontje omdat hij knoeit met drinken tijdens een feest. De moeder is direct boos. Het jongetje druipt af. Zijn tante ziet het gebeuren en weet: mijn zus is weer bezig, het is zielig voor het kindje. Wat kan ik eraan doen?
Het voorbeeld is zeer slecht getroffen.
De openbaarheid van de uitval van de moeder is niet logisch. Ouders houden eerder een façade op waarachter een veel schrijnender vorm van huiselijk geweld schuil gaat. De zorgen van de zus zijn ook slecht getroffen. Ze weet hoe het gaat, ze heeft de signalen al herkend, dit geval is slechts een bevestiging. Ze hoeft alleen nog maar even te bellen. Dan wordt alles beter. Dat laatste en die verwachting zijn helemaal slecht getroffen, want na dat bellen begint het pas maar daar zegt de overheid in dit spotje wijselijk niks over.
Op de site van huiselijk geweld staat wat je kunt doen: praten.
De signalen herkennen bij het kind is de eerste stap, volgens de overheid. Dan de signalen bij volwassenen herkennen. In dit filmpje is dat zeer duidelijk. In werkelijkheid herkent niemand die signalen. Kinderen die slecht verzorgd worden, daar gaat het niet om. Kinderen die ’s ochtends hun kam kwijt zijn lopen er in Amsterdam heel veel rond. Kleren die eigenlijk in de was moeten, zijn ook niet het probleem. Ook volwassenen die uitvallen tegen kinderen zijn niet het probleem, dat gebeurt eigenlijk te weinig. Ouders durven juist niks tegen hun kinderen te zeggen, en deze campagne sluit daarbij aan door te stellen dat wanneer ouders dat juist wel doen er sprake is van huiselijk geweld.
Verwaarlozing zit hem in het niet bieden van zorg.
Helaas heb ik hier al jaren mee te maken. Of iemand de signalen herkend heeft weet ik niet, in ieder geval heeft niemand er met mij over gesproken en heeft niemand met Veilig thuis gebeld. Aan mijn twee oudste kinderen is niet veel te herkennen, dat is juist het punt. Ze zijn bij hun moeder meegetrokken in een traag afglijden naar steeds minder zorg en steeds meer eigen verantwoordelijkheid, hoewel ze daar eigenlijk te jong voor waren, met name mijn dochter.
Een signaal is niet dat hun moeder boos tegen ze deed.
Deed ze dat maar een keer. Een signaal is dat een meisje van tien alleen door de stad fietst en twee drukke straten over moet steken en dat er door haar moeder gezegd wordt: Het kan even niet anders.
Dat meisje gaat niet zielig in een hoekje zitten, dat meisje stapt op de fiets en oogt juist dapper en vastberaden.
Signalen? Een hele straat kijkt toe. Een hele straat ziet niks. Het meisje is niet zielig, de moeder doet een beroep op het mededogen van anderen. Signalen herkennen is door die sluier heen prikken.
Praten de volgende stap, aldus de overheid. Daarover kan ik kort zijn: praten heeft geen enkele zin.
Praten is al gebeurd, heeft niets opgeleverd.
Hoe lamlendig de zorghouding ook is, als het over praten gaat zijn betrokken ouders plotseling bijzonder gevat en handig.
Er is niks aan de hand, het is tijdelijk, jij denkt anders over opvoeden, het zal niet meer gebeuren, de kinderen vinden het niet erg, de volgende keer regel ik wel iets…
Sla die praatstap over. Zeg helemaal niks meer. Bel direct Veilig thuis. Die zullen vragen: Heb je er met de betrokkenen over gesproken? Dat doen ze omdat het probleem zich dan misschien oplost. Vertel ze meteen dat praten geen zin heeft. Verspilde energie. Al jaren heb je gepraat.
Na het herkennen van signalen en veel praten is de laatste stap: Bel Veilig thuis voor advies en hulp.
De aanvulling ‘advies en hulp’ is ook een buffer. Sla dat ook over. Doe meteen een melding. Zonder melding gebeurt er niks.
Ik had het geluk dat er een melding kwam, van een instantie die protocollen volgde. Ze verontschuldigden zich. ‘We zijn bang dat we een melding moeten maken.’
‘Doe maar wat je moet doen,’ zei ik.
Ik zat al tijden signalen te herkennen en van het praten kreeg ik een punthoofd, want in dat praten kwamen spookverhalen langs over dat telefoontje, die uiteindelijke melding – ‘als je dat doet pakken ze mijn kinderen af’. Praten is een vriendelijk woord voor sturen en draaien en manipuleren. Praten is het uitstel.
Bij een melding zijn twee dingen belangrijk: hou het zakelijk en heb geduld.
Ook na het telefoontje bestaat de hulpverlening uit praten en luisteren en advies en uiteindelijk ligt er een melding op het bureau waar de melding moet liggen. Zet dan een kruisje in je agenda. Zet tien weken verder ook een kruisje, dat is het richtpunt.
Doe alsof je iets besteld hebt in China. Het moet met een schip hierheen komen.
Ik ben ongeduldig. Dat weet ik van mezelf, zeker als het om afspraken gaat en bijvoorbeeld om het reageren op mails of over werk.
In het geval van Veilig thuis werd bij mij een soort geduld aangesproken waarvan ik niet eens wist dat het bestond. Het ging buiten de tijd om. Als het om je kinderen gaat bestaat er geen geduld. Wel naar de kinderen toe, dat weten de meeste ouders wel, maar niet als het gaat om het bieden van zorg. Dat moet nu gebeuren, iedere dag opnieuw. Dat is de basis.
Ik vermoedde al dat dit een dubbele marathon zou worden.
Ik heb die lange adem niet. Ik trek een sprintje en puf even uit. Dus ik zei: Ik zorg voor de kinderen.
Dat is de volgende tip: richt je op de kinderen en hou al het gepraat en overleg en afspraken en het afzeggen van afspraken en het verschuiven van afspraken en het tijdrekken en het eindeloze stroperige van dat hele gedoe ver van jezelf.
Sta op, maak voor de kinderen een begin van de dag, geef ze brood mee en wat lekkers, zorg voor avondeten en stuur ze op tijd naar bed. Alleen wat binnenshuis gebeurt en waar je invloed op hebt telt.
Toen ik uiteindelijk toch bij Veilig thuis aan een tafeltje zat, met alle betrokkenen, zoals ze dat noemen, was ik een zakelijke zombie.
Ik zei alleen iets als dat er werkelijk toe deed. Dat herhaalde ik soms. Dat had ik thuis al heel vaak herhaald, ter voorbereiding. Alle afleiding en vriendelijke woorden en alle praatjes die suggereerden dat ‘we met z’n allen ons best moeten doen’ en ‘dat er nu werkelijk iets moet gebeuren’ en ‘dat we hier zijn in het belang van…’ gingen het ene oor in en het andere uit. Ik was hier om iets te regelen en dat ging ik regelen.
Dat was erg moeilijk. Veilig thuis is geen gezelligheidsclub, toch lijken soms de thee en de koekjes belangrijker dan de kinderen waar het over gaat.
h2>Afspraken werden vastgelegd – ook daarvoor was veel geduld nodig.
In de tussentijd lag de zorg bij mij en dat was bekend, dus de noodzaak tot een beetje tempo was al gauw verdwenen.
Inmiddels is alles geregeld.
Veilig thuis heeft de zaak overgedragen aan een begeleider die als monitor moet fungeren tussen moeder en kinderen.
Dit schooljaar heb ik één keer iets van haar gehoord. Dat was in december, nadat ik mailde dat ik al maanden niks gehoord had. Hoe staat het ervoor, wat zijn de vooruitzichten, hoe gaat het verder?
Er kwam antwoord om vervolgend weer maanden niks te horen. Veilig thuis is uit beeld, de begeleider is onzichtbaar, de situatie verandert niet.
Feitelijk ben ik de monitor.
Een moeder die uitvalt tegen haar zoontje, op tv. Die moeder zal nooit bij Veilig thuis komen.
Dat kindje heeft alleen een beetje een horkerige stressmoeder en het is onduidelijk waar de vader is. Ik weet wel waar die vader is.
Stel je een vader voor die niet bij dat feest is, maar wel alle dagen voor dat jongetje zorgt. Maak van de moeder een vrouw die met haar zoontje op schoot geniet van het feest. Zet die tante ernaast, desnoods met een blindegeleidestok in haar hand. Laat dat jongetje zien, hoe hij geniet van dit samenzijn met zijn moeder, maar laat tegelijk de zorgen zien die hij heeft om de volgende dag weer op tijd op school te komen, want daar denkt hij aan. Hij denkt aan zijn broodtrommel. Hij vraagt zich af of er wel brood is. Misschien in de vriezer. En is er kaas of chocopasta? Fruit?
Er zitten andere mensen aan tafel en hij weet: die hebben het ook erg gezellig nu, maar die gaan mij morgen ook niet naar school brengen.
Het is echt een geweldig feest.
De vader is dus niet bij dat feest, maar in gedachten is hij daar wel. Vooraf heeft hij via whatsapp al gezegd dat het erg leuk is om dat ventje mee te nemen naar het feest, en hij heeft ook al heel voorzichtig gevraagd of zijn zoontje een beetje op tijd naar bed kan want de volgende dag moet hij naar school. Er kwam een reactie: Natuurlijk, ja hoor dat doen we, het wordt heel gezellig, wees weer niet zo’n zeikerd, het gaat om die jongen, hij heeft er erg veel zin in.
De vader weet al wat er gaat gebeuren.
Laat dat jongetje niet afdruipen na een uitval van de moeder, laat hem de volgende ochtend als hij naar school moet de broodtrommel openen. Leeg.
Laat dat jongetje zien in een keuken die net zo leeg is als die broodtrommel, dat is het signaal. Er is niemand. Er is die ochtend zelfs niet iemand die tegen hem uit kan vallen als hij knoeit.
En laat de vader zien, die in zijn woning ook in een lege keuken staat, die niks meer zeggen wil, die niks meer kan zeggen, die niks meer kan horen, die geen advies meer kan verdragen, ook niet aan de telefoon.
Lees hier meer van Jan van Mersbergen.