Zo kort geleden zat die puberzoon van Martine nog in haar buik. Dat groot worden dat gaat dan ook zo snel, dat het goed is om daar af en toe bij stil te staan. Martine schreef daarom een brief aan haar 17-jarige zoon.
Gisteren stonden we midden op de dag, met de Maxi Cosi met jou erin voor onze voordeur. Ik was 34, maar ik had nog nooit een luier verschoond, vast wel ooit een baby vastgehouden, maar borstvoeding geven dat had ik natuurlijk nooit gedaan. Ze hadden het allemaal wel voorgedaan in het ziekenhuis: dat aanleggen en wisselen. Bovendien, ik had er over gelezen in Beatrijs Smulders. Er was niemand die ons hielp, want voor een kraamzuster was het te laat in de middag. Ik was echter niet in paniek, want op een of andere manier wisten we allebei heel goed wat we moesten doen.
Er kwam een dag dat je zelf op de wc kon plassen. Ik vond het maar een gedoe, dat zindelijk worden. Maar eindelijk was het gelukt. Ik legde je die avond met een luier aan in bed. “Dat hoeft niet, mama”, zei je. Ik vertrouwde erop dat het inderdaad zo was en de volgende ochtend klom je uit je bed om naar de WC te gaan en je bed was droog.
Ik ging een fiets voor je kopen. Ik verheugde mij op het moment om jou het te leren. We waren het park nog niet in, of je reed zelf weg.
Met een zwaar hart bracht ik je naar de kleuterklas. Ik vond het moeilijk om je daar achter te laten. Je was de jongste, de kleinste. Ik keek naar de andere ouders, ze lazen een boekje voor. Of ze zaten met hun kleuter nog even op schoot. Ik ging je ook voorlezen. Jij keek rond, nam alles in je op met die grote bruine ogen van je. Omdat jij moest ‘wennen’ mocht ik een uurtje blijven. Ik pakte een mini-stoeltje en ging achter je zitten. Nadat het welkomstliedje was afgelopen, zei je: ‘Wanneer ga je nou weg, mama?’ Ik ging en voelde meteen dat het goed ging komen.
‘Als het te druk is, dan trekt Jan zich graag altijd event terug met een boek in een hoekje’, zeiden de diverse juffen van de basischool. Ik snapte het altijd wel, dat je in het tumult van klas even je rust pakte. Thuis ook. Stonden er drie drukke vriendjes voor de deur, dan had je soms gewoon geen zin. Mijn eerste gedachte was: ‘ga nou lekker iets gezelligs doen’. Want iedereen wil een sociaal kind met tig vrienden. Maar vond het tegelijkertijd ook heel knap dat je daarin altijd zo helder was.
School deed je altijd met twee vingers in je neus. In groep 7 even niet. Het is de enige keer dat ik me ermee heb bemoeid. De juf ging met je praten, wij gingen met je praten. Je moest vaker om hulp vragen, vond de juf, vonden papa en ik. Dat vind en vond je moeilijk. Want je bent dan wel mijn autonome, zelfstandige en getalenteerde kind: soms kun je het niet alleen.
Daarom ben ik blij dat je mij tegenwoordig wel om advies vraagt, of te helpen met een som voor wiskunde die je niet snapt (geheimpje: ik snap het ook niet maar doe alsof ik het snap) of om een tekst na te kijken voor een sollicitatiebrief voor een nieuw baantje. Of we praten samen over je studiekeuze voor volgend jaar. Zelfs dat hulp vragen ga je onder de knie krijgen.
Je bent nu zeventien. Alles gaat crescendo. Ok, je maakt nog steeds rotzooi, gooit je was niet in de mand, bent regelmatig chagrijnig en maakt ruzie met je zusje. Je vindt het belachelijk dat we vinden dat je niet tot twee uur in bed kunt blijven liggen. Met Koningsdag wilde je dat we een gin-tonic voor je gingen mixen. Ik kijk naar dat enorme lijf en denk: ‘wat een knapperd ben je aan het worden’ en verbaas me erover dat je ooit in mijn buik paste. Maar lieve zoon, we leren nog steeds van elkaar, net als gisteren.