De 13-jarige dochter van Isabelle wordt nagefloten op straat. Isabelle is verbijsterd, en weet eigenlijk niet zo goed wat ze moet zeggen. En zegt (natúúrlijk!) het verkeerde.
En dan loopt de puberdochter op sleehakken. Voor je. Dat mocht. Voor deze ene keer. Hoekje om, naar de winkel. Meer niet.
Jij sloft met te zware tassen in de vreselijke hitte achter de trotse dame aan. Ineens zie je dat ze sjans heeft. Niet de schattige sjans, maar de vleselijke, lustige sjans. Drie pauze hebbende klusmannen. Je voelt een messteek. Jouw kind. Jouw meisje. Je ziet haar schamper terugkijken op wat gefluit en vervolgens geschokt omdraaien naar jou. En jij…jij verpulvert het stokbrood in je plastic tas. Het stokbrood had je liever ingezet als moordwapen, maar he, supermarktkwaliteit; het brood was een slapstickinstrument geworden. Je glimlacht verbeten terug. En negeert de vieze ventjes.
Je strompelt door met de tassen en wacht op haar tekst. Ondertussen flitsen de gedachten door je hoofd. Je eigen ervaringen, je bewustwording van je seksualiteit en het feit dat jij nu een moeder bent van.
Ineens werd ik tegengehouden. “Mam, my god…wat een ranzige kerels.” Aha! een statement. Ik knik als een klein kind en dan zeg ik: “hahaha… arme kerels”.
Shit. Ik had de verkeerde woordkeuze-afslag genomen. Ik heb een puber met een zeer listige en vooral wijze geest, die meteen zegt: “ARME?” Midden op straat staat ze dramatisch stil. Ze grijpt mijn arm en de tas begeeft het. Daar ligt het verpulverde stokbrood. Ook dat ziet ze. En behalve het vraagteken over het woord ‘arme’, zie ik ook een nieuw omhooggetrokken wenkbrauw naar het zeer treurig hoopje brood.
“Mam! Het zijn viespeuken. Ik bedoel, ik ben nog maar een kind en dan zulke ranzige blikken en fluisteren…bah!” “Schatje, je hebt gelijk”. Meer heb ik qua tekst niet paraat. Toch is ze nieuwsgierig. Hoezo vindt haar moeder zulk soort ranzige mannenwezens árm? Weer trekt haar wenkbrauw op. Waar normaliter ogen rollen is het nu een starende Nou?????- roep om uitleg. “Ik ..eh… tsja…”.
En ziehier mensen een prachtig voorbeeld van hoe rollen omgedraaid kunnen worden. Waar ik moederlijk dominant vaak op straat haar terechtwees, voor brommers wegtrok, meesleurde in een peuterdrift of tot wanhoop nabij gedreven haar ‘nee, geen ijsje meer’ toebeet, ben ik nu een klein hoopje mens zoekend naar woorden om mijn uitermate falend pubermanagement moment te redden.
Ik twijfel tussen niet meteen een mannenhaatster op te voeden, maar wel een trots zelfverzekerd wezen zonder enige #Metoo ervaringen door grenzen leren aan te geven. Maar ook weer niet van ieder fluitje een enorm punt te maken. Ik moet kiezen. Nu.
“Goed. Arm omdat het uitermate treurig is dat een manmens op een zeer armoedige manier zijn bewondering duidelijk maakt” Dat. Hier. Alsjeblieft? De puber kijkt me aan, ze proeft de woorden en zegt: ‘Geen goed moederschap dus’. Ze gooit haar haar over haar schouder en stapt weer parmantig op de sleehakken door. Ik laat het stokbrood op straat liggen. Geen goed moederschap. Ik weet het. Maar ik heb nog zoveel te leren. Van haar blijkbaar.