Voor Mariekes huis hangen regelmatig puistenkoppen. Haar dochter vond die jongens maar ‘saai’. Maar nu is het er met een knul toch echt ‘aan’ en die is net even anders.
Zoë is verliefd. Nog nooit hebben we haar zo vrolijk gezien. Ze loopt zingend door het huis, ruimt ongevraagd de vaatwasmachine in, en dat houdt ze nu al drie dagen vol.
Ineens is hij er. Zoë had altijd veel jongensfans, en -groupies. Ging ik ’s ochtends op mijn fiets naar mijn werk, stond daar weer een puistige puber op de hoek “om met Zoë op te fietsen.” Altijd wel een mannelijke klasgenoot die bereid is te helpen met huiswerk of iets anders. Zoë heeft nog nooit zelf haar band geplakt.
Soms ging ze een tijdje met iemand uit, maar was het dan al snel zat. “Saai.” Ze vond alle jongens saai. Soms kwam het toch tot een soort fling, nooit van lange duur. “Ik heb nog geen zin in relatiegedoe.” was de verklaring. En even later stond ze weer vrolijk te dansen op diverse podia, geen notie van de door haar toedoen bedroefde jongensharten. We gingen van de zomer een keer bootje varen en picknicken (dat wil zeggen, Melchior en ik roeiden, Zoë lag als een sfinx op de voorplecht in bikini), werden we drie keer op de fiets ingehaald door jongens van school. Drie keer. Op een weggetje waar niemand uit Utrecht normaal komt en waar niemand iets te zoeken heeft. “Hoi Zoë!” En zij zwijgend als een koningin alleen maar wuiven. Ik vond het soms zielig voor die jongens, want die waren best okay en van goede zin. Maar de jongen waar ze verliefd op is, heeft haar kennelijk geraakt. Binnenkort komt hij eten.
Hij is ouder dan Zoë en studeert. Niet ongunstig, heb ik al berekenend bedacht, misschien gaat ze nu eindelijk aan het werk. Ik lig in bad met een heleboel bubbels en een tijdschrift, Zoë komt zonder te kloppen neuriënd binnen. Ze vraagt wanneer ik klaar ben. Niet op korte termijn, zeg ik terwijl ik onder het schuim verdwijn, want ik wil me niet op laten jagen. “Dan kom ik er wel bij.”. Ze trekt haar kleren uit en springt bij me in bad. “Kun je iets opzij,” zegt ze “ik heb ruimte nodig.”
Ze vertelt over zijn studie en hoe aardig en lief hij is. Ze vertelt over school en haar vriendinnen. Dat ze haar Profiel Werkstuk (PWS) moeilijk vindt, het gaat over Jongerentaal. Maar dat het wel interessant is, als je de oorsprong van sommige woorden ziet. “Tof” komt bijvoorbeeld eigenlijk uit het Jiddisch, heeft ze ontdekt met haar PWS, en dat komt weer uit het Hebreeuws. Hoor ik hier voor het eerst in Zoë’s carrière een wetenschappelijke interesse? Loom masseert ze schuim over haar armen. “Ik vind hem heel stoer en mooi,” zegt ze. “Vind jij dat ook? “ Ik zeg dat het me inderdaad een leuke jongen lijkt. Haar ogen zijn lachend en dromerig op een punt gericht dat ik niet zie, ergens hoog boven ons. Er zit wat schuim in haar haar. Wat maakt liefde toch mooi en zacht, ook bij tieners.
Journalist Marieke van Willigen is alleenstaande ouder van de tweeling Melchior en Zoë (16) . Ze heeft een blog: www.jurkenvanmaria.nl