Pubers kunnen makkelijk een halve dag gamen. Koptelefoon op, controller in hun hand en je hoort en ziet ze uren niet. Veel ouders maken zich zorgen over het gamegedrag van hun puber. Maar is dat nou iets om je zorgen over te maken, of valt het wel mee?
Een tijd geleden schoot de WHO, The World Health Organization, dit verontrustende bericht de wereld in: gameverslaving is een gezondheidsrisico. Gameverslaving wordt volgens de organisatie gekenmerkt doordat gamespelers (m/v) het gevoel van zelfcontrole verliezen en ze gamen prioriteit stellen boven andere activiteiten. Ook volharden gameverslaafden in hun gamegedrag, zelfs als dat hun school(resultaten), bijbaantjes en sociale contacten beïnvloedt. En het gaat niet zozeer om het aantal uren dat iemand gamet, stelt de WHO, maar om de mate waarin gamegedrag alledaagse interesses en activiteiten overheerst.
Gamen is loslaten
Dat pubers een groot deel van hun tijd gamend doorbrengen, is geen nieuws meer. Ook mijn oudste puber zit vastgeplakt aan een controller of telefoon en drukt, roept, gilt en tiert alsof zijn leven er vanaf hangt. Hij gamet meer dan ik zou willen en ik weet ook dat als hij alleen thuis is hij soms niks anders doet dan gamen. Het is om gek van te worden. Want ligt er niet een wereld open om te ontdekken? Moeten er niet plannen worden gesmeed, avonturen worden aangegaan en ervaringen worden opgedaan? Mijn puber haalt zijn schouders op. Het zal wel. Maar hij maakt eerst even dit potje af, oke?
Regelmatig lezen we artikelen van en over ouders die verontrust zijn over het gamegedrag van hun kinderen. Vader van twee puberzonen en journalist van de Volkskrant, Bard van de Weijer, onderzocht niet zozeer het gamegedrag van zijn zonen, maar hoe hij als vader omgaat met het gamegedrag van zijn zoons. Het was een verademing om te lezen. Dit stuk ging nu eens niet over al die verontrustende geluiden over gamen en gameverslaving, maar over hoe wij, puberouders, het soms ingewikkeld vinden om de wereld van onze pubers te begrijpen.
Net als de meeste puberouders legde hij ook het gamen aan banden: een uur per dag. Totdat na de nodige ruzies en discussies hij het helemaal aan zijn zonen overliet. En zie, die gingen er uiteindelijk op een heel verantwoorde manier mee om. Het is dan niet de manier hoe hij het zou doen, hij moet er zelf niet aan denken om uren te gamen, maar wel de manier waarop zijn zonen hun leven willen invullen.
Game-experiment
Dit experiment hebben wij bij ons thuis een jaar of wat geleden ook gedaan. Gek geworden van de ruzies vroeg ik op een dag wat mijn zoon precies wilde. Dat was simpel. Hij wilde het vooral zelf bepalen. Want ik kon wel zeggen dat hij alleen tussen 6 en 8 uur ‘s avonds mocht gamen, maar als zijn vrienden pas om 8 uur gingen gamen (vaak gamen pubers online met elkaar, ieder vanuit zijn eigen slaapkamer) dan had hij er dus niks aan. En dus lieten we het los. Hij mocht het vanaf nu zelf bepalen.
De eerste dagen gamede hij zich een slag in de rondte. Dat had ik wel verwacht, nieuw verworden vrijheden benut je nu eenmaal voluit. En dus beet ik op mijn tong en zat ik op mijn handen. Maar toen voor hem de lol eraf was, en hij doorhad dat hij echt mocht gamen wanneer hij wilde, want wij, zijn ouders, zeiden er echt niks van, reguleerde hij het zelf. En ja, het was meer dan ik zou willen. Maar ik was hem niet, en ging niet over hoe hij zijn tijd indeelt. Bovendien bleef er nog genoeg tijd over voor school, sporten en een baantje.
Nuance zoeken
Terug naar het WHO. Zo’n bericht is nogal wat. Vrijwel elke puberouder krijgt met gamen en gametijd te maken. En dus zaait zo’n bericht ook behoorlijk wat paniek bij puberouders. Ook omdat de nuance achterwege wordt gelaten. En die nuance is er natuurlijk wel. Uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat de kans op gameverslaving bij jongeren helemaal niet zo groot is. Slechts 2 procent heeft sterk afwijkend gedrag. Als ouder moet je je pas zorgen gaan maken als je kind ontwenningsverschijnselen vertoont als hij/zij niet meer speelt of als er geen interesse is in andere activiteiten. En in de praktijk valt dat dus vaak wel mee dan niet.
Wat eigenlijk niet (vaak) wordt belicht is dat gamen ook goed is voor pubers. Het is bijvoorbeeld goed voor hun taalgebruik en -ontwikkeling. Mijn zoon speelt met zijn vrienden Fortnite en Fifa, maar ook met mensen die hij niet kent. Zijn Engels is daardoor met sprongen vooruit gegaan, maar ook andere talen. Ineens sprak hij een paar woorden Italiaans en sprak hij volzinnen Frans, iets wat in de Franse les nog niet eerder was gelukt. Als kinderen het namelijk zelf willen, leren ze veel makkelijker.
Positieve skills leren
En hoewel ze alleen zijn als ze gamen, draagt het samen online spelen ook bij aan hun social skills. Als je een duo, groep of team vormt moet je dus weten hoe je je tot anderen verhoudt. Ook zorgt het samen spelen ervoor dat je naar elkaar moet luisteren. Je leert kritiek incasseren én geven. En later, als de prijs binnen is, complimenten uitdelen en ontvangen. En misschien wel de belangrijkste skill die ze leren is samenwerken. Wil je in Fortnite het eiland veroveren dan moet je dat met elkaar doen. En dus samen een strategie bedenken, afspraken erover maken en die ook nakomen.
Bovenstaande skills zijn niet alleen goed voor de persoonlijke ontwikkeling van onze pubers, maar bereidt hen ook, spelenderwijs, voor op het digitale tijdperk waarin we nu leven. Straks heeft iedereen een flexwerkplek en moet je ook vanuit je huis achter je scherm met anderen samenwerken. En op werkgebied wordt alles steeds internationaler. De kans dat onze pubers later met mensen gaan werken die een andere taal spreken is groot, dan is het fijn als je de flexibiliteit hebt om daar op in te spelen.
Als ik mijn puber vertel dat ik een stuk heb geschreven over de positieve effecten van gamen zegt hij achteloos: ‘Dat heb ik altijd gezegd, hè. Je zou ook moeten gamen, dan leer je dat tenminste.’ Vanavond speel ik Fifa met mijn zoon, iemand online die tegen ons wil spelen?