De zeventienjarige zoon van Martine (45) werd na een feestje onderkoeld gevonden op een nabijgelegen sportveld. Hij had zoveel gedronken dat hij in coma raakte. Aan Vivienne Groenewoud vertelt ze hoe dat was.
‘Onze zoon Thies was wel de laatste van wie ik ooit had verwacht dat hij zo belachelijk veel zou drinken. Vanaf zijn zestiende dronk hij wel eens een biertje of een wijntje, maar alleen bij speciale gelegenheden, en na het tweede glas alcohol ging hij vanzelf over op cola. Hij was zo braaf dat ik juist altijd vond dat hij wel wat losser mocht worden. Daar is je puberteit tenslotte voor. Maar Thies zei altijd dat hij er geen behoefte aan had om wild te feesten. Mijn man en ik zeiden bij wijze van grap wel eens tegen elkaar dat Thies volwassen geboren was. Thies is altijd een echte sportfanaat geweest. Vanaf zijn zesde was het hockey wat de klok sloeg. Was hij niet op het hockeyveld, dan was hij wel een balletje aan het slaan op het speelveld hier vlakbij. Ironisch genoeg precies hetzelfde veldje waar we hem hem elf jaar later buiten bewustzijn aantroffen, met een bijna fatale hoeveelheid alcohol in zijn bloed…
Wat er die bewuste avond gebeurd moet zijn, hebben we achteraf moeten reconstrueren door de stukjes informatie die we van Thies’ vrienden kregen. Thies was op een eindexamenfeestje en blijkbaar had de vriend die het feestje gaf de drankkast van zijn vader geplunderd. Thies heeft blijkbaar eerst bier gedronken en is daarna, tijdens een drankspelletje, overgegaan op whiskey en andere sterke drank. Waarom weet ik nog steeds niet, maar ik denk dat het eraan lag dat hij zich niet wilde laten kennen. Kort daarop voelde hij zich al niet lekker. Een vriendin bood aan met hem mee te fietsen naar huis, maar hij schijnt gezegd te hebben dat dat niet nodig was. Het was ook maar een kort stukje dat hij af moest leggen. Vanaf de ene kant van een stuk bos waar langs het sportveld lag, over het fietspad naar de andere kant van het bos, waar ons huis aan grenst. Een kippeneindje van hemelsbreed zo’n zevenhonderd meter, wat Thies minstens zo’n twee keer per dag aflegt. Maar nu was het anders. Ergens onderweg moet hij niet goed geworden zijn.
Ik werd zelf om drie uur ‘s nachts wakker met een onheilspellend gevoel. Noem het moederinstinct, maar ik voelde gewoon dat er iets aan de hand was. Toen ik in Thies’ kamer ging kijken lag hij nog niet in bed, terwijl we hadden afgesproken dat hij uiterlijk om een uur thuis zou zijn. Ik heb direct Gerard, mijn man, wakker gemaakt. We probeerden Thies te bellen, maar zijn telefoon sprong direct op voicemail. We hebben toen Maas, de vriend waar hij die avond was, gebeld. Ik hoorde aan zijn stem dat hij schrok: volgens hem was Thies al uren geleden vertrokken. Hij bood direct aan de route te fietsen die Thies normaal gesproken naar huis neemt, maar ik heb gezegd dat we dat zelf wel zouden doen. Met een zaklamp en onze hond Cooper in onze kielzog sprongen we op de fiets, ik met mijn jas over mijn pyama en mijn blote voeten in mijn Uggs.
We zijn wel een keer of vier het betreffende pad op en neer gereden, ondertussen Thies’ naam roepend. We moeten vlak langs hem zijn gekomen, maar pas bij de vijfde keer, toen we iets langzamer fietsten, begon Cooper aan zijn riem te trekken. Aanvankelijk wilde ik hem nog meetrekken, maar onwillekeurig keek ik in de richting waarin Cooper leek te willen gaan. Ineens zag ik een stukje van een fietswiel boven een heuveltje uitsteken. Ik riep Gerards naam en we sprongen van onze fiets af, het grasveld op. Daar lag Thies. Net achter het heuveltje, waardoor we hem al die tijd niet hadden gezien. Hij gaf totaal geen reactie en zijn wangen en gezicht voelden ijskoud aan. Een verschrikkelijk ogenblik dacht ik dat hij dood was. Maar toen zag ik dat hij ademde, al was het heel licht en oppervlakkig. Gerard had intussen 112 gebeld en in die zenuwslopend lange minuten dat we op hun komst moesten wachten, bleven we Thies zo goed en zo kwaad als we konden warm wrijven en probeerden we hem bij te brengen. De ambulance was er gelukkig snel en de ambulancebroeders wikkelden Thies in een speciale folie om hem op temperatuur te krijgen.
In het ziekenhuis bleek dat Thies leed aan een acute alcoholvergiftiging en ademhalingsfalen. Er werd een alcoholpromillage van 3,7 gemeten. Hij was echt in kritieke conditie, had geen knipperreflex en reageerde nergens op, ook niet op pijnimpulsen.
Het was echt verschrikkelijk toen we uiteindelijk bij Thies op de kamer mochten. Hij was ge-intubeerd en zijn handen waren vastgebonden zodat hij de buis in zijn keel niet per ongeluk kon verwijderen. De hele nacht hebben we aan zijn bed gezeten, maar pas twintig uur later werd hij wakker. Na twee ademhalingstesten kon de beademingsapparatuur verwijderd worden. De dokter legde hem uit hoeveel geluk hij had gehad dat hij überhaupt nog leefde. Zelf wist Thies alleen nog dat hij onderweg niet goed is geworden, en dat hij even van zijn fiets was gestapt omdat hij wilde gaan zitten. Daarna was alles, zoals hij zelf zei, pikzwart. Hij had overigens geen idee dat hij zo bizar veel had gedronken dat het gevaarlijk werd. Het is nu bijna een half jaar geleden, maar Thies heeft sindsdien geen drank meer aangeraakt. Hij is zich rot geschrokken, vooral toen hij de foto’s van zichzelf zag die zijn gemaakt toen hij nog buiten kennis aan de beademingsapparatuur lag. Ik dank de hemel op mijn blote knieën dat het met een sisser is afgelopen, maar dat beeld van mijn lijkbleke, doodstille kind liggend op een ijskoud grasveld raak ik nooit meer kwijt.’