Miriams puberzoon gaat verhuizen naar een Grote Mensenappartement en schakelt zijn moeder in. Die denkt even een paar keer op- en neer te moeten rijden, maar dat pakt net even wat anders uit.
Of ik hem zondag wil helpen verhuizen, vraagt mijn zoon mij per Whatsapp. En of ik dan onze bus mee wil nemen. ‘Want daar past mijn bed en mijn bank wel in’. Mijn zoon gaat dus na twee jaar verhuizen van een soort voormalige kazerne omgebouwd tot studentenachtig iets naar een ècht appartement dat hij gaat delen met een vriend. ‘Dan hoef ik gelukkig nooit meer mijn keuken en badkamer te delen’.
Ik begrijp hem heel goed. De keren dat ik bij hem op bezoek was kon ik het niet laten om even een blik te werpen op de gezamenlijke keuken. Je hebt verschillende gradaties van viezigheid maar deze ruimte spande voor mij elke keer weer de kroon. Denk: gele aan de vloer aangekoekte vaatdoekjes die inmiddels bruin waren uitgeslagen, halflege pannetjes met onbeduidende etensresten en je krijgt een beetje beeld. Als ik een rat of kakkerlak was geweest dan zou ik het wel weten. Dan had ik met heel mijn familie intrek genomen in dit gastronomische wonder.
Goede voorbereiding is het halve werk
Ik stel voor dat Julius alvast wat voorbereid. ‘Spullen weggooien. Alles sorteren. Keukenspullen bij de keukenspullen. Administratie en zo bij elkaar. Dan is het slechts een kwestie van alles in verhuisdozen doen en op- en neer rijden snap je?’. Dat snapt hij.
Als ik die zondag het terrein oprijd en voor een gesloten deur sta bel ik hem. ‘Waar ben je?’ Heel even heb ik nog de hoop dat hij antwoordt: ‘in mijn nieuwe appartement maar ik kom er zo aan,’ maar zijn antwoord baart mij zorgen. ‘Oh ik zit achter in de tuin te chillen…’ Dat kan twee dingen betekenen. Of hij heeft alles keurig voorbereid óf hij zit gewoon keihard met ontbloot bovenlijf in de zon katerig op mij te wachten want mama regelt alles wel. Ik vrees dat laatste.
Organiseren en plannen
En ik krijg gelijk. Op de vraag hoe ver hij al is met inpakken krijg ik als antwoord: ik heb al het één en ander weggegooid. Hij voegt er aan toe dat ze de sleutel pas morgen krijgen maar dat hij zijn spullen voorlopig kwijt kan in het huis van zijn vriend maar dat die vriend nu niet thuis is. Ik implodeer. In de felle zon staat mij het huilen nader dan het lachen. Ik ken mijn zoon dus had ik beter moeten weten. Door zijn stoornis in het autistische spectrum is organiseren, plannen, overzicht krijgen in de dingen die op volgorde van belangrijkheid aan bod moeten komen onmogelijk. Je vraagt aan een blinde ook niet of hij daar eens goed naar wilt kijken. Ik had dus beter moeten weten.
We lopen richting zijn kamer. Als hij de sleutel omdraait en de deur open doet zakt de moed mij in mijn schoenen. Het is één grote teringzooi. Werkelijk alles ligt door elkaar. Kleding op de grond. Overal staan borden en bekers. Er liggen lege verpakkingen, sportspullen, boeken, kabeltjes, opladers, de kasten barsten uit hun voegen en alles is vies. Op de vraag of hij een emmer sop wilt regelen antwoordt hij: waarvoor? Dat antwoord is zó absurd dat ik in lachen uitbarst.
Afstoffen en inpakken
Ok. Mouwen opstropen en gáán. De ene vuilniszak na de andere vullen we met troep. ‘Zo gek, ik dacht dat ik alles had weggegooid’. We vullen de ene na de andere verhuisdoos. ‘Wat heb ik eigenlijk veel spullen mama’. Alles dat ik in mijn handen krijg sop ik af. ‘Zat daar nou óók stof op? Raar. Ik heb vorige week nog opgeruimd’. Hulpeloos staat hij achter mij, naast mij en voor mij terwijl hij ter plekke besluit dat hij de meeste spullen eigenlijk niet mee zal verhuizen. Die ene kast kan ik daar toch niet kwijt. ‘Die steek ik vanavond wel in de fik buiten.’
Na twee uur inpakken zijn we nog niet eens op de helft en de bus barst al uit zijn voegen. Zijn bed, bank, salontafel en kast passen er niet meer bij. Die kunnen we vandaag toch nog niet verhuizen. Ik sla de deuren van de bus dicht en vraag aan mijn zoon om in te stappen. Verbaasd kijkt hij mij aan. Huh waarom? Nou, om alvast deze lading bij die vriend af te geven? ‘Oh’ hoor ik hem zeggen. ‘Oh maarre Mam? Max is pas rond 17.00 uur thuis’.
Chaotische puberzoon
Ik kijk op mijn horloge. Het is 15.00 uur. Even sta ik met mijn mond vol tanden. Wat nu? De zon schijnt. Ik ben samen met mijn boomlange, lieve, leuke, chaotische, grappige zoon. De dag is nu toch al kapot.
‘Zullen we dan maar lekker naar het terras gaan?’ stel ik hem voor. Opgelucht haalt hij adem. ‘Ha gezellig Mam. Ik heb honger…..’ -to be continued – voor de rest van mijn leven.