Marieke sport zoveel als ze kan (tien keer opdrukken, een keer planken), maar nu gaat haar überfanatieke zoon zich ermee bemoeien. En dan gaat de zweep er dus over.
Melchior is een sportfanaat (Waterpolo, sportschool, skaterboy) – dat is tot daar aan toe. Maar hij moet zich niet gaan bemoeien met mijn schaarse sportoefeningen. En hij moet ook niet overdrijven in zijn gezondheidsmanie. Wat doet die zak proteïne op het aanrecht?
Van wie hij het heeft, weet ik nog steeds niet. Van mij niet, ik zie 200 meter naar de brievenbus sloffen al als een work-out. Van zijn vader kan ik het me ook niet herinneren, dit sportfanatisme. Hij ging destijds wel eens met wat studievrienden naar de sportschool, maar dat was meer om daarna ongelegitimeerd te kunnen kantelen. “We hebben net 1000 calorieën verbrand. Twee bier graag.”
Misschien heeft hij het van zijn opa, mijn vader, een krasse knar van over de tachtig, kerngezond omdat hij heimelijk al jaren 40 kilometer per dag blijkt te fietsen ‘op zijn sportfiets’. “Een rondje langs het meer.” Hoe dan ook is het sportgen bij Melchior dermate gemuteerd dat hij zich heeft ontpopt tot een brede afgetrainde mooie jongen, ogend als een Griekse halfgod. Nee, ik ben niet objectief.
Maar hij moet niet doorslaan in zijn ijver. Daar begin ik me als moeder een beetje ongemakkelijk bij te voelen. Behalve 200 meter naar de brievenbus lopen, druk ik me elke dag tien keer op en ik plank een halve minuut, om hiermee het aanzwellende buikje en de dreigende hangbovenarmen te voorkomen. Dat is mijn ding, ik doe het iedere ochtend hatend en vloekend. Niemand hoeft daarvan te weten. De kinderen liggen nog voor apegapen op bed.
Toch niet, bleek vanochtend. Ik ben me net rochelend aan het opdrukken, daarbij hard en hijgend tellend (“drie heghegheg vier heghegheg,…”) een behoorlijk potsierlijk gezicht. Hoor ik ineens: “Mama, dat doe je niet goed.” Melchior blijkt de hele aanfluiting te hebben gadegeslagen. “Zo ga je rugklachten krijgen. Wacht, ik doe het voor.” En hij legt uit dat mijn rug rechter moet. Welke spiergroepen ik dan gebruik, en wat er mis gaat als ik het volgens mijn eigen methode doe. Dat weet hij allemaal in detail. Er wordt een spiegel bijgehaald.
“Jij doet het altijd tien keer,” gaat hij verder. “en je plankt een halve minuut. Maar je moet het opbouwen naar meer. Anders werkt het niet.” Ik wil alleen maar in shape blijven, dan is dit toch in vredesnaam genoeg, jeremieer ik. Volgens de zelfbenoemde sportcoach niet. Als ik niet opbouw, zal het effect afnemen. Het moet steeds een beetje meer.
Ik zucht. Ik realiseer me dat het eigenlijk lief is dat hij meedenkt. Maar nóg meer opdrukken en planken, hel! Is er niet een pilletje dat er wat genen overgeheveld worden van kind naar ouder, inclusief spiermassa?
Journalist Marieke van Willigen is alleenstaande moeder van de tweeling Zoë en Melchior (16). Ze heeft een blog: www.jurkenvanmaria.nl