Marloes is altijd een beetje jaloers op haar vriendin. Haar zoon zet het liefste de boel op stelten, en daar plukt zij de wrange vruchten van. Marloes’ zoon is altijd de rust zelve, maar dat is ook best saai.
Mijn 14-jarige zoon is vergeleken met die van mijn vriendin een enorme braverik. Zo had ze laatst de politie aan de lijn. Of ze die jongen van haar even van het bureau wilde komen halen, want er waren camerabeelden van dat jij op een bouwplaats Dixi’s had omgegooid. Lachen, want daar loopt natuurlijk van alles uit. Had-ie gezien op YouTube.
Mijn vriendin was er bloedchagrijnig van geworden. Moest die jongen van haar vermanend toespreken, zakgeld inhouden, huisarrest uitdelen en in discussie. Ze klaagde dat ze haar hele leven al bezig is met dit soort brandjes blussen. Deze jongen laat een spoor van kattenkwaad achter zich. Fikkie stoken, ventielen uit fietsbanden halen, ballen door ramen schieten, het was in het korte leven van de zoon van mijn vriendin allemaal al eens gebeurd. ‘Doodvermoeiend dat opvoeden’, verzucht ze regelmatig.
Ik beluister deze lithanieën altijd met een licht gevoel van jaloezie. Want deze Sjors van de Rebellenclub is ook altijd erg inventief. Altijd daar waar de reuring is, een graag geziene gast op feestjes en een geslepen handelaar. Die op Marktplaats goede zaken doet met de kleding die hij niet meer draagt en op Koningsdag 500 euro bijeenharkt met weer een of ander gek plan.
Mijn zoon is het tegenovergestelde. Die houdt best van een feestje, maar wil ook rust aan zijn kop. Houdt van woordgrapjes en een beetje van gamen, de hangmat is zijn favoriete hang-out. Hij gaat steady op school, voetbalt in de achterhoede en speelt basgitaar. Ik denkt niet dat het ooit in zijn hoofd is opgekomen om een Dixi om te gooien, of om een reep te jatten in de supermarkt.
Misschien denk je: lekker makkelijk zo’n kind. Maar af en toe zou ik wel willen dat hij wel eens initiatief toont, de boel op stelten zet, de grenzen opzoekt. Maar hij is niet zo. Ik waardeer hem erom, maar zou ook wel eens wat peper in zijn reet willen steken.
Mijn vriendin kan zich daar helemaal niks bij voorstellen. Haar lijkt het heerlijk, zo’n kamerplant-puber in huis. Die gewoon doet wat je zegt om geen gezeik aan zijn kop te hebben. ‘Zullen we een keer puberruil doen?’ stelde ze voor. Zij een week die van mij, ik die van haar. “Jij weet dan eens echt wat ik hier dag-in dag-uit meemaak”, zei ze. “En ik zou dan eindelijk eens effe rust hebben.”
We hadden al bijna een datum geprikt, tot het gesprek kwam op de respectievelijke puberkamers. Want dan is die van mij wel heel erg braaf en oppassend, zijn kamer lijkt wel een terroristenhol. Ze liet een foto zien van de kast van die haar. Alles lag in het gelid, keurig opgevouwen, je kon er een lineaal langs leggen. “Zie je”, zei ik tegen mijn vriendin, “Een ideaal kind heb je.”