Met een puber in huis is de kans groot dat er óveral puberspullen liggen. En opruimen, ho maar. Daar doen pubers niet aan.
- ‘Ik moest gisteren óók al opruimen.’
- ‘Ik heb het niet als laatste aangeraakt.’
- ‘Hoezo moet ík dat opruimen?’
- ‘Jij kunt toch ook die spullen in de kast leggen?’
- ‘Wat maakt het uit dat het op de trap ligt?’
- ‘Het is niet van mij.’
- ‘Dat kan morgen toch ook?’
- ‘Waarom moet alles zo steriel zijn, we wonen toch niet in een ziekenhuis?’
- ‘Ik heb het daar niet neergelegd.’
- ‘Ik doe het morgen wel.’
- ‘Jij hebt het daar zelf toch neergelegd?’
- ‘Hoezo moet elke dag die vaatwasser uitgeruimd worden, slaat nergens op.’
- ‘Het is niet mijn bord.’
- ‘Het is niet mijn tas.’
- ‘Jij staat dichter bij de prullenbak.’
- ‘Ik doe het straks.’
- ‘Het aanrecht schoonmaken? Het wordt toch weer vies!’
- ‘Ik heb geen tijd.’
- ‘Ik ga toevallig nu mijn huiswerk maken.’
- ‘Ik heb geen zin.’
- ‘Ik ga eerst een tosti eten.’
- ‘Ik snap niet wat er zo belangrijk is aan een tas opruimen.’
- ‘Jij wilt die schoenen in de kast, niet ik.’
- ‘Mijn kamer? Die helemaal prima zo.’
- ‘Ik ben moe.’
- ‘Ik ben niet zo van het opruimen.’
- ‘Toch best gezellig zo, met al die troep?’
- ‘Ik heb net mijn nagels gelakt.’
- ‘Ik moet nu net even naar de wc.’
- ‘Ik kan alles nog vinden, dus waarom opruimen?’
- ‘Ik heb het straks weer nodig!’