Marieke is stomverbaasd over hoe haar kinderen zich ineens gedragen als volwassen, verantwoordelijke, verstandige grote mensen. Gisteren leerden ze namelijk toch nog voor het eerst lopen?
We zitten om tafel, mijn zoon (17) en ik. Het is ochtend. Hij moet zo naar zijn werk. Ik ook. Ik zet koffie voor ons, in het cafétierepotje, en vraag of hij vanavond kookt. Hij moet zo met een ijswagentje naar een conferentie in Brussel, zegt hij. We knikken. Een ochtendknikje om veel woorden te voorkomen, bij het ontbijt. Heel volwassen allemaal.
Zit de taak erop?
Ik begin me af te vragen wat mijn taak als ouder ook alweer was. Als ze klein zijn, probeer je ze veiligheid en eigenwaarde bij te brengen, en op alle manieren te voorkomen dat ze hechtingsproblemen krijgen. Oja, en jouw opvoeding zal beter zijn dan die van je moeder en je vader. Zo gaat het opvoedingsproces door. Je probeert wat ethisch besef bij te spijkeren, rechtvaardigheidsgevoel. Geen dieren of mensen pesten. Lief zijn voor elkander. Anderen behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden.
Er zijn voor je puber
Je faciliteert in de interesses van je kind. Geeft hier een gitaar, daar een keybord. Doet ze op een sport. Je loopt ouderavonden af. Blust brandjes. Geeft zakgeld. Stelt regels en houd je daar als eerste zelf niet aan zodat je je eigen wetgeving van onderaf ondermijnt. Incasseert de bergen felle kritiek van je puber. Rijdt des nachts vloekend naar een treinstation in een gat waar je nog nooit eerder van hebt gehoord, omdat je puber de trein gemist heeft. Ergens verwaaiend in het duister staat ze in the middle of nowhere.
Ook verschijn je op school op verzoek van de coördinator wegens wangedrag van je kind. Je gaat naar een toneelvoorstelling, ziet hoe je kind schittert, in de hoofdrol, en bent ouderwets trots. Je roept dat tassen, schoenen, sokken, glazen, borden, pizzadozen, pennen, schoolboeken, sporttassen en nagellakpotjes altijd na gebruik opgeruimd dienen te worden. Jaar in, jaar uit roep je dat onvermoeibaar. Of het zin heeft…
Laatste stuiptrekken van de puberteit
Wanhoop niet, want het heeft zin, al is niet op korte termijn. Je constateert na een paar jaar, want de tijd vliegt clichégewijs voorbij, tot je opperste verbazing dat je inderdaad geen afgekloven appels in theeglazen meer treft, dat de enige sokken die daar liggen van jouzelf zijn. Er is koffie gezet, ook voor jou, door zoon. Je praat over de dag, wat je gaat doen, wat hij gaat doen. Maakt een taakverdeling. Dochter komt uit bed, en zegt: “Goedemorgen!” , schuift aan. Ik heb het vermoeden dat ze het eerste uur spijbelt, maar nu niet doorvragen.
Laat het een laatste stuiptrekking van de puberteit zijn. Is die stormachtige puberteit dan werkelijk voorbij? Zijn ze ineens volwassen? Ik neem een slok koffie en hoor hoe Melchior en Zoë met elkaar praten, rustig, want het is nog ochtend. Gezellig.
Ik heb het idee dat de teletijdmachine van professor Barabas verkeerd is afgesteld. Want gisteren leerden ze toch voor het eerst lopen met hun handjes aan de rand van de tafel? Een uur geleden was er toch nog die orkaanachtige Sturm und Drang?
En wat heb ik in de tussentijd gedaan? Was ik wel een goede moeder? Valt er hier überhaupt nog iets te moederen?