Wij werken veel vaker thuis. Dan kun je tenminste ongestoord door collega’s meters maken en tenminste lekkere koffie drinken. Anne had hierbij gerekend buiten de studiedagen van haar kinderen. Zo maakt haar zoon van zijn vrije dag een waar kunststukje, terwijl zij in haar werkkamer een deadline probeer te halen.
De vrije dag van een puber in 101 irritante stappen
8.30 uur. Mijn werkdag begint. In de kamer boven me is het nog stil. De zoon heeft wél vakantie.
10.26 De zoon komt de werkkamer binnen om te zeggen dat hij wakker is en snapt niet dat ik verbaasd ben. Hoezo vroeg? Het is ook nooit goed.
10.52 De zoon loopt de werkkamer binnen om te vragen wat hij voor ontbijt zal gaan eten.
11.00 De zoon vraagt of ik misschien zin heb om dat ontbijt voor hem te maken.
11.03 De zoon vindt het leven zwaar als je zelf je ontbijt moet maken. En dat een preek daarover heus niet nodig is. Hij snapt ook echt wel dat ik moet werken. En dat ik hem niet elke vijf minuten te woord kan staan.
11.08 De zoon vraag wat ik aan het doen ben.
11.15 De zoon vindt mijn voorstel om huiswerk te maken be-lach-e-lijk. Hij heeft toch een vrije dag?
11.24 De zoon zegt dat hij even gaat douchen.
11.27 De zoon vindt mijn voorstel om meteen de was in de wasmachine te doen be-lach-e-lijk. Hij heeft toch een vrije dag?
11.43 De zoon vraagt wanneer ik klaar ben. Want dan kan ik hem even wegbrengen naar de stad.
11.44 De zoon snapt niet dat ik boos ben en dat hij de werkkamer niet meer binnen mag komen.
12.21 De zoon vraagt of ik weet waar zijn controller is.
12.23 De zoon vraagt of er een verlengsnoer in huis is. Want hij wil zijn televisie naast zijn computer zetten zodat hij kan gamen én televisiekijken tegelijk.
12.24 De zoon vindt mijn voorstel om zelf een verlengsnoer in de schuur te pakken geen goed idee.
13.01 De zoon wil weten of ik nog ga lunchen. Want dat wil hij ook en dan kan ik het meteen even naar zijn kamer brengen.
13.03 De zoon vindt mijn voorstel om boodschappen te doen voor de lunch be-lach-e-lijk. Hij heeft toch een vrije dag?
13.15 De zoon vraagt waar de hamer, spijkers, boormachine en schroeven zijn. Hij heeft een ideetje.
13.24 De vriend van de zoon arriveert om hem te helpen met dat ideetje.
13.25 De vriend en de zoon vinden het raar dat ik poolshoogte kom nemen, nergens voor nodig.
14.02 De zoon vraagt of er iets te eten in huis is.
14.08 De zoon, en de vriend, vinden mijn voorstel zelf eten in de supermarkt te halen be-lach-e-lijk. Ze hebben toch een vrije dag?
15.00 De zoon en de vriend vragen of ik weet wat ze kunnen doen.
15.01 De zoon en de vriend snappen niet dat ik het nog heb over ‘dat ideetje’.
15.02 De zoon en de vriend begrijpen niet dat die kast die ze voor dat ideetje uit elkaar hebben gehaald ook weer in elkaar moeten zetten.
15.21 De zoon en de vriend willen tosti’s maken en vragen waar het tosti-apparaat is.
15.22 De zoon en de vriend willen tosti’s maken en vragen waar de kaas is.
15.23 De zoon en de vriend willen tosti’s maken en vragen waar de mayonaise is.
15.24 De zoon en de vriend willen tosti’s maken en vragen waar de hagelslag is.
15.25 De zoon en de vriend stellen mijn voorstel om niet al deze ingrediënten tegelijk op de tosti te doen niet op prijs.
16.00 De zoon en de vriend vinden de troep in de keuken echt wel meevallen.
16.01 De zoon en de vriend zijn klaar met opruimen
16.02 De zoon en de vriend delen mee dat ze televisie gaan kijken.
16.03 De zoon en de vriend vinden het raar dat de volume niet op 10 mag.
16.47 De zoon en de vriend delen mee dat ze klaar zijn met televisie kijken.
16.48 De zoon wil weten hoe lang ik nog moet werken. Want dan kan ik hem en de vriend ein-de-lijk wegbrengen.
16.49 De zoon snapt niet dat ik zeg dat ze met de bus moeten gaan. Bovendien weet hij niet waar zijn buskaart is. Of ik hem kan helpen met zoeken.
16.51 De zoon en de vriend hebben ó-ver-al gezocht maar kunnen de kaart echt niet vinden. Of ik toch nog even kan meehelpen zoeken.
16.55 De zoon en de vriend vinden dat ik niet zo snel boos moet worden.
17.01 De zoon en de vriend besluiten om dan maar zwart te gaan rijden.
17.03 De zoon begrijpt heus wel dat hij de boete die hij kan krijgen zelf moet betalen.
17.04 De zoon vraagt om zakgeld.
17.05 De zoon vindt het onbegrijpelijk dat ik moeilijk doe over het zoveelste zakgeld voorschot.
17.06 De zoon en de vriend besluiten om toch maar thuis te blijven.
17.14 De zoon en de vriend vragen of er een lijmpistool in huis is.
17.15 De zoon en de vriend vinden dat ik me niet overal mee moet bemoeien.
17.28 De zoon en de vriend hebben een kussen tegen de muur gelijmd zodat als ze gamen iets hebben om tegenaan te zitten dat niet de hele tijd omvalt.
17.29 De zoon en de vriend vinden dat ik me veel te druk maak om hun goede ideeën. En dat ze dat kussen heus wel weer van de muur kunnen trekken. En dat het niet erg is als de muur en het kussen dan een beetje beschadigd zijn.
17.30 De zoon vraagt of ik klaar ben met werken, want waarom zou ik anders zo’n groot glas wijn inschenken?