Pubers (bijna) de deur uit? Last van een legenestsyndroom? Vul dat nest dan gewoon weer op. Met een hond bijvoorbeeld. Want die laat zich graag overspoelen met al die zorg en liefde die je ‘over’ hebt.
Na tien jaar waren mijn redenen waarom ik geen hond wilde op. Mijn man en kinderen bedelden er jarenlang om, maar ik vond honden harig, kwijlerig, stinken en te veel gedoe. Bovendien hadden we kleine kinderen en drukke banen, aan tijd ontbrak het ons ook, dus nee, een hond zag ik niet zo zitten. Maar na tien jaar waren die kinderen groot, die banen meer in balans en was met al die andere kleine bezwaren best te leven, vond mijn man. En dus nam hij op een dag een Rhodesian Ridgeback-pup mee naar huis.
Googel even op die naam en ‘pup’ en je snapt dat terugsturen geen optie was. In mijn armen lag een soort Dombo, maar dan in klein formaat, met van die schattige grote oren. Het moment dat ik mijn verzet om een hond in huis te halen opgaf, leek in eerste instantie willekeur. Maar toen ik er meer over na ging denken was dat het eigenlijk helemaal niet. Want het moment dat die pup in huis kwam, vlogen mijn twee pubers min of meer uit. In mijn armen lag dan ook mijn surrogaatkind. Ik noemde hem Jim.
Pubers met een eigen leven
Het jaar voordat Jim bij ons kwam, waren er ineens dingen aan het veranderen bij ons thuis. Mijn pubers groeiden een kop boven mij uit, hadden hun eigen agenda en hadden mij steeds minder nodig. Ja, als pinautomaat of taxichauffeur, maar verder leefden ze hun eigen leven. Dat zich ook steeds verder buiten mijn gezichtsveld afspeelde – en dat was prima, want dat hoort ook zo. Die zelfstandigheid die kinderen nodig hebben, krijgen ze niet als ze onder je vleugels blijven plakken. Maar pijnlijk was het wel een beetje. Ik had nog bakken met zorg en liefde over die ik nergens kwijt kon.
En toen was daar mijn legenestpup. Die zich laafde aan mijn restjes zorg. En nee, het was geen impulsaankoop. We hadden er goed over nagedacht. En ook een hond uitgekozen die bij ons past: sportief, familiehond, eigenwijs. Op papier klopte het allemaal. Maar het is net als met een kind, het is toch maar een beetje afwachten wat voor vlees je in de kuip hebt. Wat ik bijvoorbeeld had gelezen, is dat puppy’s veel slapen. Waar ik overheen had gelezen, is dat ze wel gewoon vroeg wakker kunnen zijn en gaan piepen om eten en aandacht.
Baby in huis
De eerste weken liep ik elke dag om zes uur buiten met een pup die zin had in de dag, zeg maar. Mijn man en ik waren, zonder dat met elkaar uitvoerig te bespreken, in ons oude patroon gegleden: ik de ochtenden, hij de avonden. Tegen de tijd dat ik mijn eerste koffie op had, had mijn hond een theedoek kapotgebeten, de kat het dak op gejaagd, gras gegeten en weer uitgekotst, op mijn broekspijp gekauwd en zes keer over zijn eigen poten geplast. Dat laatste allemaal náást de krant die ik voor hem had neergelegd. De rest van de dag volgde een ingewikkeld schema van eten, slapen en zindelijk maken, dat elke dag anders was. Na twee weken verzuchtte ik dat het net leek alsof we weer een baby hadden, wat natuurlijk ook zo was.
Moederinstinct
Die eerste maanden met onze pup was een aaneenschakeling van zowel ergernissen – hij sprong in elke moddersloot, at uit de vuilnisbak en rende weg als hij doorhad dat we naar huis gingen – als heel veel mooie momenten. Als hij als een croissantje opgerold op mijn schoot lag te slapen, als we hem een trucje probeerden te leren (wat niet lukte), als hij in een dribbelpasje achter me aan liep en toen hij voor het eerst met zijn poot omhoog plaste.
Dat laatste klinkt wat overdreven, en als je me een jaar eerder had gezegd dat ik in euforie mijn man zou bellen omdat mijn hond als een ‘echte man’ aan het plassen was, had ik je keihard uitgelachen. En terwijl ik op straat hysterisch belde: ‘Hij plast met zijn poot omhoog!’, realiseerde ik me dat een hond, net als een kind, een soort ledemaat van je is.
Iets wat bij je hoort en waarvan je pijn in je buik krijgt als het er niet is. En dat dus de tranen in je ogen schieten als er een mijlpaal is gehaald. Gek genoeg wakkert een hond ook dat moederinstinct aan. Toen hij een keer op straat onverwacht tegen iemand opsprong en die vrouw in kwestie buiten zinnen riep: ‘Wat een klotebeest’, had ik de neiging om haar omver te duwen. En toen iemand een keer opmerkte dat mijn hond zo goed luisterde, gaf ik mezelf een high five: opvoeden geslaagd. Die pup was dus eigenlijk gewoon mijn derde kind. Eén die niet aan het uitvliegen was.
Nieuwe puber in huis
Het legenestsyndroom, psychologen omschrijven het als een soort rouwproces, overvalt veel ouders. Het zorgt dat ze rondlopen met een gevoel van fysiek gemis van hun kind en van zinloosheid. Nu hun taak als opvoeder ten einde loopt, lijken ze een doel te missen. Entree hond, want die vult die gevoelens op. Zowel dat fysieke gevoel – er is weer iemand in huis – als dat van zinloosheid – er is weer iemand om voor te zorgen.
Nu was mijn huis nog niet eens leeg, mijn pubers woonden nog thuis, maar die gevoelens herkende ik. Mijn pup was een handvol, maar hij vrolijkte het steeds leger wordende huis lekker op. Mijn pubers zwierven met hun vrienden door de stad, de hond was altijd thuis en stond kwispelend bij de deur als ik thuiskwam. ’s Morgens, als mijn pubers nog in bed lagen, zorgde de hond voor leven in de brouwerij en ’s avonds als ze druk waren met school en baantjes, want spelen met een bal, krant of de kat ging de hele dag door. Met zo’n harige bolletje in huis, voelde het kortom gewoon minder leeg.
Het zorgen voor de pup leidde bij mij ook tot nogal overdreven, zeg maar gerust de overtreffende trap, gedrag. Zo liet ik gevraagd en ongevraagd foto’s van hem zien in gezelschap. Mijn pubers doken in hun hoodies als ik mijn telefoon op hen richtte, mijn hond bleef netjes staan, met zijn tong uit zijn bek, totdat ik klaar was met foto’s maken. Met als gevolg dat ik nu drieduizend foto’s van hem heb en tien van mijn kinderen.
Handenbinder
Of een pup (of een hond uit het asiel!) dé perfecte opvulling is van een leeg nest durf ik niet te zeggen. Want zo’n hond is natuurlijk meer dan iets wat je kunt aaien als je even niet zo lekker in je vel zit. Er is ook een andere kant. Wij hadden dan wel tijd over nu die kinderen niet meer de hele dag om ons heen waren, maar met een hond kun je niet zomaar de deur achter je dichtgooien en op pad gaan. Er moet altijd iemand zijn die hem uitlaat en eten geeft. En heel lang alleen zijn, kan eigenlijk ook niet. In elk geval dat exemplaar van ons niet. Die gaat uiteindelijk baldadig door het huis lopen en kijkt wat er nog te slopen valt. Een dagje uit betekent plannen, vakantie eveneens. De vrijheid die je hebt, lever je dus ook op een bepaalde manier weer in.
De grote verbinder
Maar toch. Als ik er een optelsom van zou maken, is het resultaat onder de streep voor mij persoonlijk louter positief. Los van dat onze hond grappig en lief is en het niet erg vindt als ik mijn zorg op een overdreven manier op hem loslaat – ik bedoel, wie dekt zijn hond elke avond toe? – is hij ook de grote verbinder bij ons thuis. Die pubers die aan het uitvliegen zijn, zijn ook graag thuis. En liggen dan samen met de hond op zijn kussen, rollen met hem door het gras, gaan eindeloos met de bal spelen. Hij likt hun snoetjes en vangt hun tranen op als ze verdrietig zijn. De hond zorgt dus niet alleen dat mijn legenestgevoel wat wordt getemperd, hij zorgt ook dat dat nest zo nu en dan weer helemaal vol is.
Dit artikel heeft eerder in weekblad Margriet gestaan. Lees het hele artikel hier.