In het boekje dat de klassenmoeder maakte voor groep 8, de klas waar mijn dochter inzat, houden de jongens en meisjes een bordje omhoog met daarop in grote letters wat ze later denken te gaan worden: beroemd, miljonair, dokter, patissière, actrice. De zoon van de bazin van de lokale Albert Heijn wil, maar dat is logisch, ‘baas van de Appie’ worden. Mijn dochter houdt als enige een vraagteken omhoog, ze kijkt er heel opgewekt bij. Ze kan prima leren, een typische gymnasium leerling volgens haar juf, maar tijdens de eerste kennismakingsmiddag op haar VWO+ school is de ambitie om dode talen te gaan stampen reeds aan het vervagen. ‘Misschien wil ik na het brugjaar toch liever naar het atheneum.’ , zei ze terloops tijdens het avondeten. ‘Prima’, was mijn eerste reactie. Want aan vakken als Spaans, Chinees en Informatica heeft ze ongetwijfeld meer dan aan die good old Grieken en Romeinen.
Toch begon er daarna meteen iets te knagen, ben ik misschien wat al té relaxt? Zou een ietsiepietsie meer ambitie voor mijn puber niet beter zijn? Voor mij bleek het gymnasium uiteindelijk te hoog gegrepen. Toen ik de school na twee jaar moest verlaten, huilde ik de tranen uit mijn kop. Ik vond het er fantastisch. De lessen Latijn en Grieks waren niet eens het grootste probleem, ik had vooral een blinde vlek (en blinde paniek) voor alles wat met cijfers en formules te maken had. Nu maakte het allemaal niet zo heel veel uit vond mijn relaxte vader, want ik wist toch al wat ik wilde worden. Vanaf mijn zevende knipte, plakte en schreef ik kranten en op mijn negende benoemde mijn beste vriendin en ik onszelf tot hoofdredacteur, van een fanzine over Marilyn Monroe, dat we zelf uitgaven en verkochten. Af en toe een schop onder m’n kont was wat ik vooral nodig had om mijn dromen uit te laten komen, niet klassieke talen of een felbegeerde Rome reis.
Maar mijn puber wist op haar zevende nog niet dat ze hersenchirurg wilde worden, of brandweervrouw of game-ontwerper. Als grote mensen haar De Vraag stelden (‘Wat wil je worden als je later groot bent?) antwoordde ze ‘voetballer’. Maar sinds er hormonen in het spel zijn, hoor ik haar ook niet meer over deze tomboydroom. Mijn puber heeft nog geen idee, haar toekomst ligt nog he-le-maal open. En hoe graag ik soms een greintje meer tijgermoeder zou willen zijn, zo’n moeder die met ijzeren discipline alle talenten van haar kind optimaal naar boven weet te halen, vrees ik dat ik het gewoon niet in me heb. Haar dromen komen vanzelf wel, en anders is er altijd nog die schop onder haar kont.