Martine twijfelde ooit over de aanschaf van een bakfiets. Maar ze is blij dat ze het nooit heeft gedaan.
Met een peuter en een baby, leek het mij wel handig, zo’n bakfiets. Nooit meer dat gebalanceer met een kinderstoeltje voor- én achterop en ook nog de boodschappen. Best gevaarlijk ook. Je laadde het kroost gewoon, met de boodschappen van die week en iedereen ging nog voor je aan de kant ook. Totdat iemand mij wees op al die zwoegende ouders achter de bakfiets. De kinderen voorin die worden rondgereden als waren ze de Koning en de Koningin. Sindsdien denk ik steeds aan riksja-rijders die veel te dikke witte mensen voorin zijn bakje heeft.
De kinderen van de bakfietsouders zijn inmiddels groter. Maar vaak klimmen ze nog steeds in. Op een leeftijd dat ze prima zelf kunnen fietsen worden ze nog rondgereden. Ik zag elfjarigen bij school afgeleverd worden met de bakfiets. Dan keek ik of er iets met het kind aan de hand was, of het misschien niet kon lopen ofzo. Maar nee, het was gewoon makkelijker en veiliger, hoorde ik dan. De moeders die fietsten waren wel heel vaak lekker slank van al dat gefiets. Het scheelt natuurlijk weer een spinningtraining.
Ik heb dus geen bakfiets. Overigens was ander een argument om er geen te kopen; namelijk dat het een best prijzig ding is. Dus toen junior met zeven echt te zwaar werd voor achterop, ging mijn zoon fietsen (o ja, we wonen in Amsterdam he). Dwars door de stad (over de Dam) naar Artis. Soms werden mensen achter ons ongeduldig en gingen bellen en toeteren, maar dat was dan maar zo.
Toen hij 10 was, fietste hij in zijn eentje naar de Openbare Bibliotheek bij het Centraal Station. Los van dat hij dat zelf per se wilde, vond ik het een leerzame exercitie voor als hij later naar school zou gaan. Andere ouders verklaarden ons voor gek. Misschien was het onverantwoord om een jongetje van tien alleen door de stad te laten fietsen, maar hij was ‘eraan toe’.
Bovendien ben ik ervan overtuigd dat wanneer kinderen de smaak van zichzelf voortbewegen door de stad eenmaal te pakken hebben, ze een stuk slimmer worden. Je leert je oriënteren, plannen en op tijd komen. Het zit weliswaar niet in de citoscore en telt niet mee voor het schooladvies, maar het is een vaardigheid waar je tot je de kist in gaat nog wat aan hebt.
Natuurlijk gaat weleens mis. Ketting eraf gelopen, verdwaald of een gigantische omweg maken of de band lek. En dan wil ik niet eens denken aan al die bijna-aanrijdingen die hij ongetwijfeld heeft gehad. Ik wilde hem de eerste dag op zijn nieuwe school gaan brengen. Dat was niet de bedoeling. “Maar weet je dan de weg?”, vroeg ik nog. “Jahaaa”, zei hij.
Nog steeds zou ik er het liefst achteraan willen fietsen. Om op te letten dat hij zijn oortjes niet indoet als hij fietst. Of om te kijken dat hij niet in de dode hoek van een vrachtwagen gaat staan. Maar hij gaat. En ik denk juist dat hij veiliger is omdat hij juist heeft geleerd overal zelf naartoe te gaan. Misschien iets om aan te denken voor je je elfjarige weer in de bakfiets (of de auto) laat stappen.