Martine’s dochter gaat volgend jaar naar groep 8 en kreeg haar eerste schooladvies te horen. Ze werd er heel verdrietig van. Hadden zij en haar klasgenootjes elkaar nou gek gemaakt of had Martine zelf de lat te hoog gelegd?
‘Dit advies is wat wij denken dat je minimáál kunt halen’. De hoofdmeester praat langzaam, hij heeft dit gesprek natuurlijk al honderd keer gevoerd. ‘Wij denken dat jij zeker havo-vwo kunt’. Ze buigt het hoofd en uit haar ooghoeken rollen twee dikke tranen over haar wangen naar beneden. Ze zit naast me en ik kan niet zien hoe ze verder reageert. Haar koppie hangt en ze doet haar bril af om haar tranen af te vegen.
‘Wij vinden het hartstikke goed’, zeg ik. Haar vader knikt driftig mee. Ze haalt haar schouders op.
De best bovengemiddelde citografieken, de bespreking van haar werkhouding (als ze iets niet leuk vindt, dan doet ze het niet) en de vooruitzichten (als je laat zien dat je studievaardigheden wel kunt, dan kun je prima naar het vwo), het gaat allemaal langs haar heen. We herhalen ook nog maar eens dat haar broer tijdens dit eerste schooladviesgesprek ook havo-vwo had en later toch naar het vwo ging. De hoofdmeester vertelt er ook nog eens dat hij zijn schoolcarrière begon met een mavo-advies. Ofwel: dan kun je toch ook nog best goed terecht komen.
Als het gesprek is afgelopen, lopen we met haar naar het schoolplein. De tranen stromen nog steeds. We benadrukken nog maar eens dat óns toch echt niet uitmaakt. Dat havo-vwo echt prima is. Dat ze het nog kan ophalen. En als dat niet lukt, er echt geen man overboord is. Zát leuke scholen.
Dan vraag ik waarom ze nou zo verdrietig is. Met horten en stoten komt het eruit: een paar vriendjes kregen wel vwo-advies. Er waren meer kinderen die waren gaan huilen nadat ze gehoord hadden dat ze naar vmbo-t of havo zouden gaan. “Hebben jullie elkaar soms een beetje gek gemaakt?”, vraagt haar vader. Ze knikt. Dat school-advies is kennelijk een statussymbool geworden in de klas en op de apenrots van haar klas gymnasium kennelijk het hoogst haalbare.
Ik ga aan mezelf twijfelen. Had ik de lat nou toch hoog gelegd? Vond ik zelf eigenlijk dat ze naar het vwo moest? Hadden wij de verkeerde verwachtingen uitgesproken? Of was het iets dat in haar eigen hoofd zat?
Wat betreft die verwachtingen: misschien helpt het als ik bedenk wat ik voor haar zou wensen. Daar ben ik snel uit. Ik wil dat ze gewoon een heel toffe middelbare schooltijd krijgt. Met leuke vrienden die ze haar hele leven bij zich houdt. En het mag allemaal best moeite kosten, maar het moet geen lijdensweg worden. O, en een diploma. Dat zou wel fijn zijn.
En dan is er nog dat advies zelf en wat dat dan eigenlijk zegt. We praten over groep 7 en het eerste voorlopige schooladvies. In oktober komt er nog een en dan in januari is daar het definitieve oordeel. En wat zegt dat dan?
Ik ken kinderen die de hoogste score van 550 hadden op de cito en die nu voor de tweede keer zijn blijven zitten op de havo. Ik ken ook kinderen met een citoscore van 550 die met twee vingers in hun neus het gymnasium doen en sjezen op de universiteit omdat ze dan eindelijk wel intellectueel worden uitgedaagd. En ik lees deze week net op LinkedIn een verhaal van een meisje dat begon met vmbo-basis en binnenkort afstudeert aan de universiteit.
Het maakt, kortom, geen reet uit. Maar ja, maak dat mijn dochter maar eens wijs.