Marjolein pikt het niet langer en eist een eigen kamer, een moeder-cave. Met een stevig slot waarvan de sleutel aan een ketting om haar nek hangt zodat niemand haar chocolade voorraad kan stelen of troep kan rondstrooien.
Ik wil een moeder-cave. Een plek zonder rondslingerende vieze sokken van huisgenoten en een zak drop of chips die niet opeens leeg is. Gewoon een eigen kamer waar niemand zomaar binnenloopt en iets neerlegt onder het mom van ‘dat ruim ik echt zo op’. Een grot waar ik ongestoord een boek kan lezen, stukjes tikken en mijn buikspieroefeningen kan doen zonder commentaar van giechelende pubers.
De pubers een cave, jij ook
Mijn huisgenoten hebben allemaal een kamer. Ook mijn echtgenoot. Mannen regelen dat soort dingen veel beter voor zichzelf. Die annexeren de zolder of de garage, zetten er een oude bank neer, schuiven een krat bier naar binnen en gaan ongestoord voetbal kijken. Niemand die daar gek van opkijkt. Een man heeft een grot nodig, dat weet iedereen. Al zit er natuurlijk wel eigenbelang bij van de vrouw van zo’n grotbewoner. Je wil niet dat zijn gereedschap wekenlang op de salontafel ligt. En af en toe een Champions League-wedstrijd is prima, maar om nou elke avond Engels, Duits en Italiaans voetbal door de kamer te horen schallen: er zijn grenzen aan de liefde.
Eigen plek is schaars
Je zou kunnen zeggen: hij de zolderkamer, jij de rest van het huis, maar elke vrouw weet dat het niet zo werkt. De rest van het huis is niet van jou. Die is van het gebroed. In de woonkamer struikel je over chips, sportschoenen, schooltassen, games, harde geluiden en pubergeuren. Idem in de gangen, slaapkamers en de badkamer. De wc, de plek waar je vroeger nog weleens (meestal tevergeefs) heenvluchtte, wordt urenlang bezet gehouden door netflixende pubers. En je slaapkamer moet je delen met je man. Gezellig hoor, daar niet van, maar je moet ’m delen.
Moedercave
Dus wil ik een moedercave. Iets met een slot. Een groot, sterk slot met maar een sleutel die ik aan een ketting om mijn nek hang. In die kamer wil ik een tafel, een stoel, boeken en een droppot. Ik wil er een hardloopschema ophangen zonder dat ik word uitgelachen omdat ik nooit hardloop, een poster van gitarist Slash van Guns N’ Roses zonder dat ik meewarig word aangekeken en ik wil de Swish Swish oefenen, dat rare dansje met die heen-en-weer zwaaiende armen tot ik het onder de knie heb en mijn pubers ermee kan verrassen.