Er klopte iets niet bij de dochter van Martine. Na lang modderen, besloot ze haar te laten testen. En dit was wat er gebeurde.
Mijn brugklasser doet het al een klein jaar niet zo lekker en zo ziet haar cijferlijst er ook uit. De basisschool deed ze met twee vingers in haar neus, maar op dat vwo gaat het maar zozo. Ze vindt het moeilijk om de aandacht vast te houden, haar aantekeningen zijn een puinhoop en huiswerk maken vindt ze vreselijk. Leraren klagen erover dat ze liever uit het raam staart dan oplet en dat ze totaal niet in de smiezen heeft wat ze moet doen.
We overhoren ons een ongeluk, helpen met huiswerk, vaardigen verboden uit en zetten een bonussystemen in.
En toen dat allemaal niet hielp, grepen we naar het middel waar moderne ouders vaak naar grijpen: we laten ons kind testen. Want dat de resultaten een beetje tegenvallen, dat moet toch érgens aan liggen.
Misschien was het wel een aandachtsstoornis zoals ADD of ADHD.
Dat zou tenminste het gebrek aan concentratie waar ze het hele jaar al last van heeft tenminste verklaren. Net als haar drukke gedrag en vermoeidheid, en dat ze thuis om vier uur in de middag kan vragen wanneer we weer gaan lunchen. Ik had me suf gegoogled en lijstjes ingevuld over dit soort stoornissen en de pillen met visolie en liskruid al online besteld. Ook had ik me verdiept in allerlei methoden voor het op orde brengen van leerstof met stickers, kaartjes en labels. En via een kennis had ik het adres van een psychiater gekregen die zonder al te veel gedoe Ritalin voorschrijft.
‘Misschien presteert ze wel onder, omdat ze hoogbegaafd is’, zei mijn buurvrouw.
Dat leek me een best aanlokkelijke diagnose. Want dat zou betekenen dat ze met wat duwtjes in de goede richting met twee vingers in haar neus door school zou moeten gaan. Gewoon wat ‘extra uitdaging’ erbij en gáán.
Van alle moderne leerproblemen die kinderen tegenwoordig hebben, sloot ik dyslexie wel uit. Mijn dochter leest sinds ze vijf is en sinds dit jaar ook bijna moeiteloos Engels. Ook dacht ik ook niet meteen aan iets in het autismespectrum. Mijn dochter is een sociaal dier, zelfs socialer dan haar ouders. Maar ja, je weet het natuurlijk nooit.
Met uitermate frisse puberale tegenzin ging mijn dochter naar de testmevrouw van het in orthopedagogie gespecialiseerde bureau.
Het was omdat het moest van mij, maar haar ogen schoten vuur. Ik kreeg een halfuur voor de ingeschatte eindtijd een appje dat ik haar moest komen ophalen. Ze was al klaar namelijk. Dat kwam vooral doordat mijn dochter en de psycholoog zich totaal niet hadden bezondigd aan chitchat en dat lag niet aan de psycholoog.
We moesten een paar weken wachten op de uitslag.
Een paar weken waarin de cijferlijst van mijn dochter zich wonderwel herstelde van de onvoldoendes, met -hoe wonderbaarlijk- een zeven voor wiskunde. Nog tweetiende punt te gaan namelijk, en ze gaat over. De uitslag kwam.
Mijn dochter heeft geen ADD en geen ADHD. Autisme is ook niet aan de orde. Ze is intelligent. Gewoon intelligent. Niet bovenmatig intelligent. Hooguit soms een beetje koppiger dan goed voor haar is. Verwarring mengde zich met opluchting. Want als er niks bijzonders aan de hand was, dan hoefden er ook geen ingewikkelde medicijn- of andere trajecten te volgen. Of keuzes gemaakt te worden over pillen, therapie of gesprekken op school.
Toen ik het thuis aan haar vertelde dat ze eigenlijk heel normaal is, zei ze: ‘Ik zei het toch, mam. Ik ben heel gewoon.’
‘Ga dan maar een beetje harder werken’, zei ik.