Ach gos, die arme kinderen. Ze hebben het al zo zwaar, en dan moeten ze ook nog door de regen fietsen. Martine neigt ernaar ze op te halen, maar ja, is dat slim? Het begint met taxiritjes, maar straks laat ze zich uitbuiten als oppasoma.
Mijn puberdochter moest laatst ‘s avonds door het donker, door de regen naar huis fietsen. Al buienradar checkend zat ik te prakkiseren op strategieën om haar op te halen met de auto, of haar op z’n minst aan te bieden dat ze wel met de tram kon. Het regende echt keihard. Ik kreeg het plaatsvervangend koud en bij de gedachte alleen al ging mijn bril ook beslaan. En mijn zoon had niet eens een regenjas aan, alleen maar een vest.
Mijn man was wat minder weekhartig. “Het is toch gezonde, Hollandse meid?” “Kan zijn”, zei ik, “maar als ze ziek wordt, dan wil ze toch het liefste haar moedertje. En ben ik straks de klos.”
Ben ik nou inderdaad ook zo’n moeder die haar pubers pampert? Och, ik ken nog veel ergere verhalen. Ouders die de broodtrommels nabrengen, hun pubers naar school brengen als het maar een spatje regent (‘wel graag om de hoek afzetten, mam’), de film voorschieten en nog geld meegeven voor popcorn, de creditcard trekken als ze merken dat hun kinderen toch die heel dure jas willen hebben en toch maar die vliegtickets voor de vakantie voorschieten, terwijl ze bijna zeker weten dat het geld nooit terugkomt.
Ik ken ook ouders die de werkstukken maken voor hun kinderen, inclusief de Prezi voor de eindpresentatie. En die hun bloedjes naar Walibi brengen om vervolgens daar mokkend een hele dag achter een laptop doorbrengen om aan het einde van de dag te zorgen dat ze ook weer veilig thuiskomen. En ik ken iemand die zelfs haar dochter achterna reisde op de Romereis van de vijfde klas, voor het geval haar dochter haar nodig mocht hebben.
Van met de regen de auto pakken, het meefinancieren van de eerste woning, tot het je laten uitbuiten als oppas-oma; het is een glijdende schaal. Onze generatie ouders plaveien de weg voor hun kinderen naar volwassenheid zonder tegenslagen. Zo gaan we nog door tot ver ná de puberteit met zorgen. Het houdt gewoon niet op. We betalen niet alleen de studies, we verhuizen ze ook al die honderd keer en als ze uiteindelijk het huis van hun dromen hebben gevonden, dan betalen we ook nog grif mee aan de hypotheek.
Tenminste, als je nu al niet, stukje bij beetje, de navelstreng doorknipt, blijven ze op je rekenen dat je ze altijd overal naartoe brengt en haalt. Dat je altijd hun lievelings-eten kookt. Dat jij bij de minste of geringste tegenslag de rommel opruimt. Ik vroeg me af: heb ik daar zin in?
Als mij oudste toe is aan zijn eerste hypotheek, dan hoop ik toch wel dat hij zijn eigen boontjes kan doppen. Of op z’n minst op zichzelf woont met, of zonder, een verstandig en aardig meisje. En niet dat ik iedere week zijn was sta te doen, of zijn huis ga poetsen. Maar als ik dat niet wil, dan moet ik nu al stappen zetten. Dus ik hing de autosleutel weer op het haakje en ging zitten wachten op de bank.
Natuurlijk kwamen er een verzopen katje thuis. Ze was nat tot op haar onderbroek, de bril was beslagen en ze ging buiten even haar sneakers leeggooien. Ik zette een kopje thee, haalde handdoeken en koekjes. Eigenlijk verwachtte ik de vraag waarom ik haar niet met de auto had gehaald. Maar die vraag kwam niet. Ze vond het eigenlijk wel grappig dat ze zo nat was geworden. “Op een gegeven moment moet je maar denken dat je onder de douche staat.”