Deze week viel er weer een brief bij Marieke op de mat met een overheidslogo. Voor haar zoon die net 18 was geworden. Of hij zich wilde registreren als orgaandonor.
Wat nu weer, dacht ik, toen ik die brief zag liggen. De kinderbijslag en het kind-gebonden-budget was al verlaagd, de zorgtoeslag geregeld, de studiefinanciering aangevraagd, was ik toch nog wat vergeten? Voor de zekerheid open ik de brief, hoewel geadresseerd aan mijn zoon, want dit soort brieven belanden anders ongeopend op een hoop.
Wat moet ik doneren?
De brief gaat over het donorregister. Mijn 18+ puber moet registreren of hij wel of geen donor wil zijn. Nou ja, moet? Het is natuurlijk vrijwillig, maar de burgerplicht roept, in mijn ogen althans. Ik zelf liep al vanaf mijn 14de met een rood frummeltje (ooit een leesbaar donorcodicil) in mijn portemonnee, maar mijn puber is duidelijk minder bevlogen op dit punt. Omdat ik het toch belangrijk vind dat er in ieder geval een bewuste keuze wordt gemaakt, ook als het antwoord ‘nee’ is, snijd ik het onderwerp tijdens het eten aan.
‘Wat moet ik doneren dan, mijn kleine teen?’, wordt er zuchtend gevraagd. Het is duidelijk, dit onderwerp staat nog niet echt op de agenda bij mijn puber. Maar ik zet door. ‘Nou dat denk ik niet, maar mocht je toch onder een auto komen of zo, dan kan iemand anders misschien leven of een beter leven krijgen dankzij jouw hart of longen.’ Mijn zoon is er niet van onder de indruk. ‘Die astma-longen van mij? Nee, daar worden ze gelukkig van!’
Einde discussie
Okay, toegegeven, dit was misschien niet het beste voorbeeld, maar hoornvliestransplantaties of een alvleesklier was me nog een brug te ver. Ik haal net adem om opnieuw met een antwoord te komen, als hij met een ‘Nou, ik ga naar boven’ van tafel opstaat en zijn bord in de keuken zet. Ik probeer het nog met ‘je hoeft alleen maar ja of nee te zeggen, geen hele lijst met wat je wilt doneren’ (okay, brief zelf ook niet helemaal gelezen, blijkt later), maar hij loopt inmiddels al op de trap. Einde discussie.
Eigen hart houden
Poging twee volgt een dikke week later. Dit keer met drie pubers in huis, de jongste (ook al 17) is er nu ook bij, plus een vriendin. Dochterlief heeft ooit gehoord dat ze je misschien sneller doodmaken, als je met een ‘ja’ staat geregistreerd en half dood of in coma in het ziekenhuis belandt. Geen fijn idee, maar daar zullen vast wel allerlei regels en procedures voor zijn. En dat kunnen we ook een keer uitzoeken, als dat wenselijk is. De puber op bezoek wil graag haar eigen hart houden, ook als ze dood is, maar de rest mogen ze van haar hebben.
Uitstelgedrag
Net als ik denk dat met deze twee opmerkingen de discussie eindelijk op gang gaat komen, gooit mijn zoon het op de formaliteiten. ‘Ik heb die brief zelf nog helemaal niet gezien.’ Ik druk de brief meteen in zijn handen. Hij leest hem door en zegt dan droogjes: ‘Oké, daar kijken we later wel naar’. Dus, meneer Bruno Bruins (minister voor Medische Zorg en Sport), en alle lieve mensen op de veel te lange wachtlijsten, nog even geduld a.u.b., mijn puber kijkt er later naar. Een week later valt de reminder in de bus. Meneer Bruins had het uitstelgedrag van mijn puber blijkbaar al voorzien.