We werken weer thuis en Teamsen en ZOOMEN ons een ongeluk. Dus de pubers zitten weer lekker op ons lip om commentaar te geven op wat we doen en hoe we het doen.
1. ‘Waarom ben je aangekleed, je gaat toch nergens heen’
2. ‘Maar ik zie wel dat je je pyjambroek nog aan hebt.’
3. ‘Als je je scherm zo laat staan, dan is het net of je drie onderkinnen hebt.’
4. ‘Kun je wat minder hard praten, ik hoor je dwars door mijn koptelefoon heen.’
5. ‘Waarom print je zoveel? Denk een beetje aan de bomen.’
6. ‘Wow, jij kan echt snel typen.’
7. ‘Je kunt toch ook prima Microsoft-teamsen vanuit je bed?’
8. ‘Hoezo ga jij Netflixen in de pauze?’
9. ‘Waar gaan die meetings dan de hele tijd over?’
10. ‘Waarom zit jij de hele tijd aan de keukentafel? Waar moet ik dan huiswerk maken?’
11. ‘Hoezo, jij heb toch ook een kamer?’
12. ‘Wanneer ga je eens een keertje weg, mam?’
13. ‘Kun je een beetje stil zijn, ik wil even chillen op de bank.’
14. ‘Als jij zo hard belt, kan ik me niet concentreren op mijn huiswerk.’
15. ‘Kan die prehistorische muziek van je uit?
16. ‘Nou, als dat hard werken is doe mij dan later ook maar zo’n baan.’
17. ‘Als niemand je controleert, dan doe je toch gewoon lekker niks?’
18. ‘Dat werk van jou is echt kapot saai zeg.’
19. ‘En jij mag wel achter je bureau eten?’
20. ‘Hoezo liggen er dropjes, koekjes én chocola in jouw bureaula?’
21. ‘Huh, is papa ook altijd overdag thuis?’
22. ‘Kan jij dan niet ook op zolder gaan werken?’
23. ‘Hoezo kan jij daar niet werken omdat papa de hele tijd zit te schreeuwen tegen zijn collega’s?’
24. ‘Misschien moet je die lamp een beetje verzetten, je ziet er op ZOOM uit als een oud lijk.’
25. ‘Wist je dat zwart heel oud maakt op camera?’
26. ‘Hoezo je zit nu in een call? Ik moet nú mijn scheenbeschermers hebben.’
27. ‘Hoezo kun je niet NU even spullen voor tosti’s halen, je bent toch de hele dag thuis.’
28. ‘Andere moeders maken anders altijd wel een heel uitgebreide lunch voor hun kinderen.’
29. ‘Stress? Ik zie je anders nooit wat doen.’
30. ‘Hoezo word je gek van ons. Wij zijn anders de hele dag naar school, hoor.’
31. ‘Hoezo moet ik de vaatwasser uitruimen, daar heb jij de hele dag de tijd voor gehad.’
32. ‘Jij ruimt anders ook je werkspullen nooit op.’
33. ‘Wat heb je nou de hele dag gedaan? Beetje koffiedrinken en naar je scherm staren zeker.’
***