Tig keer per jaar op vakantie, wonen in een mooi huis en een moeder die (bijna) iedere dag vraagt wat ze willen eten. Blijft er nog wel genoeg over om naar te streven? Ofwel: verwent Martine haar kinderen niet teveel?
Toneelkamp?, Zeilkamp?, een week filmen met de beroemde documentairemaker? Wat willen jullie doen deze zomer? Ik vrees namelijk dat buiten de drie weken dat wij weg gaan op zomervakantie er hier in huis totale lethargie gaat heersen en dat moment wil ik voor blijven. De pubers hebben echter geen zin in die toffe dingen die ik voor ze heb bedacht. Ze halen in stereo hun schouders op. Saai, saai, niet echt leuk. Ik mompel iets van ondankbaar en verwend. Want dat vind ik echt.
Mijn pubers hebben namelijk alles waar ik toen ik puber was van droomde. Ze hebben niet alleen ouders die een heel toffe vakantie (zie boven) voor ze willen financieren, ze gáán ook nog eens tig keer per jaar overal mee naar toe: wintersport, stedentrips, weekendjes in Nederland een hotel met énorm ontbijtbuffet we regelen het allemaal voor ze. Natuurlijk ook omdat we het zelf ook heel leuk vinden, maar voor ons zat er nooit meer in dan drie weken in de tent in Frankrijk. Ik had voor mijn twintigste nooit een hotel van binnen gezien.
Ook in materieel opzicht hebben mijn kinderen alles wat hun hartjes begeert en waar ik zelf op mijn vijftiende heel hard naar verlangde: Nike sneakers, de hipste rugzak, een moeder die (bijna) iedere dag vraagt wat ze willen eten en wonen op een heel toffe plek in de stad. Dat wilde ik óók allemaal, maar het leek onbereikbaar en mijn kinderen die hebben dat gewoon allemaal zonder dat ze daar iets voor hoeven doen.
De laatste tijd lees ik allemaal alarmerende berichten over dat omdat kinderen alles al hebben en daar zo aan gewend raken dat ze in hun latere leven geen hordes meer kunnen nemen. Bij de minste of geringste tegenslag in een depressie raken of de moed maar opgeven. Dat krijg je, als je alles maar in de schoot geworpen krijgt, je je nergens meer hoeft in te vechten. Met als gevolg dat wij ouders onze kinderen maar blijven sponsoren en activiteiten voor ze bedenken, tot wanneer? Totdat ze veertig zijn? Dat worden dan toch heel nare volwassenen?
Zou ons dat ook gebeuren?, vroeg ik me af. Want als mijn kinderen nu al alles hebben wat hun hartje begeert, hoe moeten ze dan nog naar iets streven? Moet ik ze dan maar niks meer geven? De geldkraan dichtdraaien? Elke dag droog brood? Een geestdodend baantje voor ze regelen? Ze een week op een heropvoedingskamp sturen? Of een maand lang van puber ruilen met een gezin in de bijstand?
Mijn zoon was degene die de verlossende woorden sprak over de vakantiekwestie. Mam, eigenlijk willen we eens een keertje helemaal niks. Gewoon thuis, ons vervelen. ‘Maar dan hebben jullie geen leuke vakantie’, wierp ik tegen. ‘Nou ja, dan is het maar eens een keertje niet leuk’, was zijn antwoord.