De ochtend zijn hier thuis altijd een race tegen de klok, aangezien mijn pubers er een sport van maken om zo lang mogelijk in bed te blijven liggen. En in die vijf minuten die ze hebben om te ontbijten, aan te kleden, spullen te pakken en naar school te gaan, zijn ze voortdurend alles kwijt.
- 7 uur, eens kijken of er vandaag iemand op tijd zijn bed uitkomt.
- Dat dacht ik al, het wordt weer opgerekt.
- Toch lekker als je je ongestoord nog 6 keer kunt omdraaien.
- Dat hebben ze niet van hun moeder.
- Nog maar een kopje koffie dan.
- Kwart over 7, over een kwartier moeten ze de deur uit.
- Toch knap dat last minute opstaan.
- Nog maar een keer roepen dan.
- Zei iemand nou dat er nog genoeg tijd was?
- Hóe dan?
- Ah, daar komt iemand de trap af.
- Ook goedemorgen!
- Of ik weet waar zijn gympen zijn?
- Eerst maar eens naar de bekende weg vragen: waar heb je ze gisteren uitgetrokken?
- Hij weet het niet meer.
- Of ik wel weet dat hij bijna weg moet.
- Ehm, ja. Hij had ook eerder op kunnen staan…
- Dat vindt hij nergens voor nodig.
- Ah, daar is nummer 2.
- Ook goedemorgen!
- Of ik weet waar de föhn is.
- Is er nog wel tijd om te föhnen dan?
- Oogrollen betekent ja….toch?
- Ook nu maar naar de bekende weg vragen, wanneer heeft ze de föhn voor het laatst gebruikt?
- Dat weet ze niet meer.
- Ik hoorde haar gisteravond nog dat ding gebruiken, dus zo moeilijk kan het toch niet zijn.
- Kijk, de oudste heeft zijn gympen gevonden.
- Helemaal zelfstandig.
- Zie je wel, het komt helemaal goed met die kinderen van mij.
- Of ik weet waar zijn buskaart is.
- En zijn pinpas.
- En gymtas.
- Of ik wel weet dat hij over 1 minuut de deur uit moet.
- Die vijf euro die hij gisteren ergens had neergelegd, weet ik waar die nu zijn?
- Zucht.
- Oh, hij had al nagedacht waar hij het allemaal voor het laatste had gezien.
- En dat heeft niks opgeleverd.
- Ik weet toch wel waar het is?
- Want ik heb het ongetwijfeld opgeruimd.
- Of ergens anders neergelegd.
- Of kwijt gemaakt.
- Ik heb namelijk niks beters te doen.
- Mijn doel in het leven is om ‘s nachts door het huis te struinen en alles te verstoppen.
- De puber kan er niet om lachen.
- Kan ik dan even helpen met zoeken?
- Daar is nummer twee weer.
- Of ik weet dat haar haar dramatisch is vandaag.
- Nee, dat wist ik dus niet.
- Maar die staart staat ook leuk.
- Oh, dat vindt zij dus niet.
- Of ik weet waar haar portemonnee is.
- Want die ligt altijd in haar tas, en nu dus niet.
- Waar ik dat ding heb neergelegd?
- Ehm.
- En haar gymspullen zijn ook zo maar verdwenen.
- Evenals haar lievelingstrui.
- Heeft ze al gekeken waar….
- Oh, dat heeft ze al.
- In de keuken liggen al deze spullen in ieder geval niet.
- En ook niet in de woonkamer.
- Hebben ze al in hun eigen kamer gekeken?
- Op de trap?
- Badkamer?
- Toilet?
- Oh, dat laatste vinden ze echt een absurd domme plek.
- Toch maar even kijken.
- Een buskaart en portemonnee, ha!
- Ze snappen niet hoe dat daar terecht is gekomen.
- Heb ik het daar neergelegd of zo.
- Of ik weet waar zijn sleutels zijn.
- Heb ik een hoofdletter i op mijn hoofd staan, of zo?
- Sleutels tussen de kussens…check.
- Gymkleren nog achterop de fiets….check.
- Lievelingstrui in de was…..check.
- Ja, inderdaad ik kan goed zoeken.
- Ik had detective moeten worden.
- Die vijf euro in een broekzak….check.
- Nu die buskaart nog…
- Geen tijd meer?
- Hoe gaan ze dan met de bus?
- Zwart rijden?
- Jezus…zoek gewoon even die kaart.
- Oh, hij is al weg.
- Nummer twee heeft ook geen buskaart meer.
- Ook zwart rijden?
- Oh, die kijkt gewoon de buschauffeur lief aan.
- Dat doet ze vaker? Want die buskaart is ze eigenlijk al een tijdje kwijt.
- Zucht.
- Nog maar koffie dan.
- Wat een rust. Oh…ze zijn hun lunch vergeten. Gaan ze vast op school naar zoeken…