Als Deirdre haar zoon van 12 hoort gamen – meestal zeer geanimeerd en luidruchtig – vraagt zij zich geregeld af waar hij het over heeft. Samen met voormalig profgamer Koen Schobbers schreef ze het boek Mijn gamende kind waarin Koen onder meer vertelt wat bepaalde gametermen betekenen in normaal Nederlands.
17 termen uit de gamewereld
- “Super dope, ik had net een Ace”
Nee, dat is geen onhoudbare tennisservice, maar betekent dat je kind het hele rivaliserende team weet te doden zonder zelf een speler te verliezen, of met zijn volledige team voor het team van de tegenstander finisht. - “Zeg volgende keer effe AFK, nu was je ineens weg!”
Als je even moet plassen bijvoorbeeld, is het handig te laten weten dat je kan reageren op een actie van een medespeler. AFK staat voor away from keyboard: je bent of gaat even weg van je computer of console. - “Yes! Nu maak ik hem zeker in, ik heb een Aimbot”
Betreft een hack – daarbij breek je via een extern programmaatje in op iemands account – waarbij je in een schietspel automatisch altijd richt op je tegenspeler. - “Met die gast moet je niet spelen joh, die is BM”
Als iemand zich negatief of asociaal gedraagt spreek je van bad manners. Denk bijvoorbeeld aan een persoon die andere mensen in het spel belachelijk maakt of uitscheldt. Of iemand die opzettelijk een potje probeert te verliezen waarbij hij al zijn teamgenoten benadeelt. - “Ongelofelijk, ik ren de hoek om en daar zit een Camper! Ik kon niet reageren, ik was direct dood’’
Het betreft hier geen rijdende camper, maar een strategie waarbij een speler op één plek blijft en tegenstanders verrast met een aanval. - “Hij had een ongelofelijke Combo, de tegenstander had geen schijn van kans!”
Een serie van aanvallen die je snel achter elkaar uitvoert. - “De Cutscene in deze game laat het verhaal van het karakter echt goed zien”
Korte video in een game die meer detail en diepgang geeft over het algehele verhaal. - “Die speler is flink aan het Farmen”
Dat betekent niet dat iemand koeien houdt of het land bewerkt. Het betreft een strategie in veel MMORPGs (massive multiplayer online role-playing games). Voordat spelers bijvoorbeeld een zwaard kunnen smeden moeten ze eerst ijzer en leer verzamelen. Hiervoor moeten ze stenen hakken en beesten doden. Als ze genoeg hebben, kunnen ze iets in elkaar zetten. - “Dankzij die Gank heeft dat team gewonnen, ze zagen het helemaal niet aankomen!”
Met een gank verras je de tegenstanders in een game door ze van de zijkant aan te vallen. - ‘’Oké GLHF jongens, we gaan ervoor!’’
Good luck have fun. Dit is het virtuele handje-schudden voorafgaand aan een wedstrijd - “Ik ben echt al dagenlang aan het Grinden om een level omhoog te gaan…”
Nee, je kind is geen wiet aan het vermalen en zit ook niet op een louche datingsite, wel heeft hij langdurig veel moeite in een game gestopt om verder te komen. - ‘’Ik heb even geen zin meer om met hem te spelen, hij is echt een Noob’’
Iemand die veel beginnersfouten maakt. - “Oké ik ben net neergehaald, maar ik Respawn weer in 30 seconden!”
In de gamewereld bestaat het echt: reïncarnatie. Respawn betekent het opnieuw verschijnen van je karakter of object nadat hij dood is gegaan. - “Ik kom eraan, ik Revive je wel”
Je helpt een teamgenoot die bijna dood is, waardoor deze weer verder kan spelen. - “Gaan we zo nog even Scrimmen?”
Geen zorgen, het betekent slechts dat je afspreekt met je team om tegen een ander team te spelen om zo te trainen. - “Wow, coole Skin!”
Nee, je kind kijkt niet naar iemand die in zijn blootje voor de camera zit, hij heeft waarschijnlijk net zijn karakter of auto voorzien van een nieuw uiterlijk. - “Dit is echt zo stom, waarom zou hij nou willen Smurfen”
Iemand probeert niet blauw geschminkt door een waterkraan te bewegen, maar heeft als goede, ervaren speler een tweede account aangemaakt om te spelen tegen spelers van een lager niveau.
Worstel jij ook met het gamegedrag van je kind? Voormalig profgamer Koen Schobbers en sociaal psycholoog en freelance journalist Deirdre Enthoven schreven samen het boek ‘Mijn gamende kind – alles wat je als ouder moet weten’.