De zoon van Ingrid wil uitgaan, laat thuiskomen, hoeft niet meer weggebracht te worden en, oh ja, wil ook een scooter. Hij is bijna 12. Dus mag hij dat allemaal niet. Wat hij dan weer ontzettend stom vindt, want hoezo mag hij dat allemaal niet?
De deur wordt met een klap dichtgeslagen. ‘Hoi’, klinkt het vrolijk, gevolgd door een doffe klap. De tas ligt op de grond. Puberzoon stormt de keuken in, trekt de koelkast open, zet een pak melk aan zijn mond waarop ik ingrijp. ‘Ho eens, pak eens een beker.’
Een diepe zucht volgt. Een beker wordt uit de kas gegrist, met melk volgeschonken en in één teug leeggedronken. Ondanks de wind zitten zijn haren nog exact hetzelfde als vanochtend toen hij vertrok. Niet verwonderlijk met een kilo gel op zijn hoofd.
Uitgaan
‘Hey mam, als ik van de week met mijn vrienden uitga, dan fiets ik er zelf naartoe en gaan we daarna een broodje shoarma of pizza eten.’ Oh. Deze informatie moet ik even rustig tot me laten doordringen. Uitgaan en vervolgens een vette hap midden in de nacht naar binnen werken. Het kind moet nog 12 worden. In de uitgaansgelegenheid iets buiten het dorp worden avonden georganiseerd voor 12- tot en met 15- jarigen en natuurlijk wil mijn kind daarbij zijn. Mijn puberzoon wil overal bij zijn waar iets te beleven valt.
‘De vorige keer heeft papa jou gebracht en de ouders van M jou gehaald.’ ‘Ja, maar we gaan nu met de fiets en ik ga met een ander groepje. Die gaan altijd met de fiets.’ Slik. Met de fiets? Altijd met de fiets? Mijn zoon is nog maar één keer geweest. ‘Waarom gaat dat groepje niet waar je de vorige keer mee ging?’ ‘Oh niet iedereen vond het leuk die avond.’
Wel of niet alleen
Van sommige kinderen weet je dat ze van het soort zijn dat alles wil meemaken in het leven. Mijn zoon hoort bij dat soort. Het type kind dat denkt dat het feestje niet doorgaat zonder hem. ‘Ik geloof er niets van dat die andere jochies van 12 midden in de nacht naar huis fietsen.’ ‘Jawel. Kijk maar op de groepsapp. Die fietsen zelf.’ Hij tikt stoïcijns verder op de tablet, alsof het de normaalste zaak van de wereld is wat hij zojuist heeft verkondigd.
‘De volgende keer ga ik dus ook fietsen en daarna gaan we iets eten!’ herhaalt hij nogmaals. ‘Dat gaat echt niet gebeuren. Wij brengen jou. Je bent te jong nog!’
‘Echt niet. Ik ga fietsen!’ wordt er overtuigend geroepen.
In het donker
Aangezien de eerstkomende uitgaansavond pas over een paar weken plaatsvindt, stop ik met deze woordenwisseling. Het zalencentrum ligt buiten het dorp op een afgelegen plek waar smalle wegen naar toe leiden zonder al teveel verlichting. En daar wil ons kind, dat net een paar weken als brugpieper door het leven gaat, ‘s avonds naar toe fietsen om vervolgens midden in de nacht in het dorp tussen al het andere uitgaanspubliek bij de plaatselijke pizzeria, shoarma met knoflook naar binnen werken. Dacht het niet.
Wanneer de puber de volgende dag thuiskomt en zegt dat hij een scooter wil voor zijn verjaardag, heb ik een ernstig vermoeden dat hij geen goed besef heeft van leeftijd en mogelijkheden. ‘Je moet nog 12 worden’, ketst ik hem terug.
Scooter
‘Maar T heeft er ook een.’ ’T woont buitenaf en heeft een oud ding waar hij af en toe op crosst.’ ‘Mama, wij hebben hier een mooi grasveldje tegenover ons huis waar andere kinderen en de buurjongen ook op crossen.’ ‘Kinderen van 16!’ ‘Niet!’
Ik loop naar het aanrecht, schenk een kopje thee in en denk aan het gesprek dat ik laatst opving waarin hij zei dat hij zin in het studentenleven had na de middelbare school. ‘Lekker feesten en biertjes drinken’, hoorde ik hem lacherig tegen een mede-brugpieper zeggen. Langzamerhand krijg ik zo’n donkerbruin vermoeden dat hier thuis nog vele felle discussies gevoerd gaan worden.