Pubers gebruiken best vaak het woord ‘kanker’, om iets negatief, maar ook positief mee uit te drukken. Iemand kan ‘kankerirritant’ zijn, maar ook ‘kankertof’. Saskia weet niet zo goed wat ze daar van moet vinden.
‘Mam, wat vind jij daar eigenlijk van, dat ‘kanker’ de hele tijd wordt gebruikt? De aardappelen lagen nog maar net op onze borden toen een van mijn pubers deze vraag stelde. Er was een akkefietje op school geweest. Iemand had kankerjood tegen een Joods klasgenootje geroepen. Het werd hoog opgenomen door de school, degene die had gescholden moest zijn excuus aanbieden en er kwamen gesprekken in de klas over schelden.
Smijten met ziektes
Het was mijn puber tijdens de discussie in de klas ineens opgevallen dat ‘kanker’ behoorlijk vaak wordt gebruikt. En niet alleen als scheldwoord, maar ook, of vooral, als stopwoord. Een toets kun je kankergoed hebben gemaakt. Nieuw sneakers kunnen kankermooi zijn. En iemand kan kankerirritant zijn. Nu ben ik niet per se van de afdeling tegen schelden of vloeken, zo lang het maar niet op of tegen iemand is gericht.
Als mijn band lek is, mijn laptop ineens op zwart gaat, ik achter een tractor op een heel klein weggetje beland of per ongeluk op mijn lip bijt, kan ik als een ware bootwerker tekeer gaan. Tegen niemand in het bijzonder dus, gewoon tegen de lucht. Om het maar even kwijt te zijn. Maar het woord kanker gebruik ik nooit. Wel andere ziektes, zoals tering en tyfus, maar ja, die ziektes komen hier niet meer voor dus heb ik mezelf daar een free pass voor gegeven.
Mijn andere puber bevestigt dat kanker inderdaad een populair woord is. Om mee te schelden, maar ook om iets mee in de overtreffende trap te duiden. Een ‘kutkind’ is een kind dat vervelend is, maar een ‘kankerkind’ is pas echt de hel. En in geval van sneakers zijn ‘mooie sneakers’ best wel oke, maar ‘kankerpatta’s’ zijn pas echt heel bruut. Ik had geen idee. Natuurlijk hoor ik ook wel om me heen dat kanker steeds meer een algemeen geaccepteerd scheld- en stopwoord is geworden, maar dat het tot standaard repertoire van het puberjargon behoort, daar had ik geen idee van. Komt ook omdat ik het mijn pubers niet hoor zeggen.
Geen verbod
Mijn pubers schelden en roepen ongetwijfeld van alles, maar ik heb ze nog nooit op misbruik van het woord ‘kanker’ betrapt. Tenminste niet thuis. En dat is niet omdat ik dat expliciet verboden heb, maar omdat mijn moeder, hun oma, aan kanker is gestorven. Uit respect dus. Maar ondertussen zijn ze omringd door leeftijdsgenoten die het de hele tijd hebben over ‘kanker dit’ en ‘kanker dat’. En ja, wat vind ik daar dan van? Mijn pubers kijken me verwachtingsvol aan.
Is schelden en grof taalgebruik niet van alle tijden? En staat Nederland niet bekend om als het op schelden aankomt dat we dat vooral met ziektes doen. Op Wikipedia bestaat zelfs een lijst van verwensingen gebaseerd op ziekten, ik bedoel maar. Bovenaan staat kanker, gevolgd door tering en tyfus. Nederlands is overigens het enige land waar zoveel ziektes worden gebruikt. Mediterrane landen schelden vooral met God, Maria, of met moeders in het algemeen, in België en Duitsland gebruiken ze vooral geslachtsdelen en uitwerpselen. Maar dit terzijde.
Kankerleuk? Hoezo?
‘Eigenlijk vind ik het helemaal niet zo leuk dat ‘gekanker’, zeg ik tegen mijn kinderen. Als je er mee te maken hebt of hebt gehad krijgt zo’n woord een heel andere lading. En ik snap dat de betekenis voor de meeste pubers (gelukkig) heel anders is, want die willen alleen maar uitdrukken dat iets heel stom of heel tof is, maar toch. Ik vind het ook niet leuk als ik iemand tekeer hoor gaan en daarbij veelvuldig het woord kanker wordt gebruikt. En het is nog nooit tegen me gezegd, maar het lijkt me vreselijk als iemand zegt dat-ie me ‘kankerleuk’ vindt . Maar pubers zeggen dat dus onderling gewoon tegen elkaar.
Is het niet hypocriet dat ik met allerlei ziektes mag gooien en smijten behalve met kanker? Ik kan iets tering lekker vinden of tyfus koud of kolere gaaf (verbastering van cholera). Ik kan ook heel veel dingen ronduit ‘kut’ vinden. Nou is kut natuurlijk geen ziekte, maar zou ik het gebruik van ‘kut’ niet moeten beperken? Of juist helemaal niet zeggen? Het heeft nogal een negatieve klank, maar ik heb eigenlijk helemaal geen negatieve associaties met ‘kut’. En zo mijmer ik nog even verder over scheldwoorden en ongepaste stopwoorden. Want het gaat nogal onbewust. Als een woord lekker bekt, hang je er onbewust een emotie aan die niet per definitie linkt aan het woord in kwestie.
Schelden als ontlading
Ik roep ‘kut’ als ik gefrustreerd ben of als iets niet lukt, maar dat betekent niet dat ik gefrustreerd ben over mijn eigen geslachtsdeel. En zo probeer ik alle scheld- en stopwoorden die ik gebruik te verantwoorden voor mezelf. Het uitroepen is slecht een ontlading. Maar kanker, nee, dat vind ik gewoon niet kunnen. Teveel om me heen gehad, teveel verdriet kleeft er aan.
Ik vraag wat mijn pubers er zelf van vinden. Het woord heeft voor hen ook een nare bijsmaak, maar ze snappen het ergens ook wel dat het gewoon random wordt gebruikt. Dat het voor pubers ook maar gewoon een woord is. Zoals kut. Of vet. Als ze dat zeggen denken ze ook niet meteen aan het vrouwelijke geslachtsorgaan of een dik persoon. Maar kanker, dat blijft lastig. Dat vinden ze niet kunnen. En dus gebruiken ze het gelukkig niet.